S o E i g e n s c h a p p e n
VI. Polypen van T r emb l e y (Polypes a penna-
^LXVL die in zekere Vliezige Buisjes of Hokjes
H oofd- woonen, zig door het leggen van bruine Eit-
sTus. jes vermenigvuldigen, en dat zulks alleen in
de Ouden plaats heeft, zegt hy. „ Terwyl
,, zy jong zyn , ja nog zeer jong, hebben zy
„ een andere en zeer aanmerkelyke manier van
„ Voortteeling, die juist even de zelfde is,als
,, de gene, op welke de beweeglyke Polypen
3, zig vermenigvuldigen ; waar door de vor-
,, ming van die Polypus-Nesten, welke naar
„ Planten gelyken , zig duidelyk verklaart.
,, Van het Lighaam , o f , om naauwkeuriger
„ te fpreeken, van het Pypje van een Poly-
,, pus, hebben wy allengs een Pypje zien uit-
„ komen, waar in een Polypus vervat was»
„ die geboren werdt: wy hebben dit nieuwe
„ Pypje zig zien uitrekken, en de Polypus,
„ door wien het bewoond werdt, *zig vertoo-
„ nen , om al zyn handgebaar te vérrigten.
„ Maar eenige Dagen was hy oud, of hy gaf
, , zelf wederom een Jong uit, v/elks Pypje aan
„ het zyne zat en daar mede vereenigd bleef.
,, Dus hebben wy zig ryën zien formeeren van
,3 Pypjes van Polypen , die op elkander ge-
„ ent waren: dus hebben wy Polypus-Nesten
„ zien fabriceeren , die wy niet dan voor
3, Planten zouden gehouden hebben, indien wy
„ ze niet gevolgd hadden in de voortgang
„ hunner aangroeijjng, en indien het ons niet
„ was toegelaten geweest, ons te verzekeren,
£ dat zy niets anders waren dan een zonderlin* VI.
,> ge famenhooping van Celletjes agter e lkan-'*^^'
„ der gefabriceerd j en bewoond wordende Hoofd"
I door zeer kleine Diertjes”* stuk.
De vorming der Koraalen en Zee.Heesters
èrkent R eaumur dat moeielyk op die w y i
z e , en door de Voortteeling der gedagte Polypen
van de Zoete Wateren j te verklaaren
is ,. uit hoofde van derzelver harde Kern*
welke tot Steun ver (trekt aan de. zagte,
Spongieuze Schors: oordeelende dat 'er nader
Waarneemingen op deeze o f dergejyke Zee-
Schepzelen noodig waren, om dienaangaande
met zekerheid iets te beduiten* Men houdt
deeze, gelyk ook de Korallynen* welken hy
in die verklaaring bedoelt,, thans, wel is waar,'
voor Plantdieren , doch waarfchynlyk is dö
manier van Voortteeling in allen de zelfde
iiiet,-
Uit het voorgaande blykt, dat 'er een on- vetfctóf»
gemeen groote verfchillendheid in dé
Gewasfen plaats heeft. Van de hardheid van Gewasfe«»
Steen, die men in de KoraalenMadreporen
en dergelyken waarneemt; van de.taaiheid als
Hoorn in veele Zee-Heesters , is. een geweldige
afdaaling tot de weekheid der Sponfen, >
de Slymigheid van fommige Alcyoniën en dé
tederheid der Korallynen. Sommigen zyn. geheel
of half Klootrond , gelyk de Herfen-,
Sterrefteenen , en die Alcyoniën , . welke de
gedaante van Oranje - Appels o f Vygën heb-
, 1 F beef?
h DtEL. XVII, STÜK,
m
I 1