A fde • mee^e anderen daar iri verfchilt, dat de Tak-
m v n i ’. ken hier en daar Worteltjes uitgeeven,
H oofd- naauwlyks met het bloote Oog zigtbaar, wel»
stuk. ken h e t Gewas aan de gedagte Lighaamen
hechten, even als de Kruipende Planten. Dit
vertoont zig duidelyk in de vergroote Afbeelding,
hier in Fig. 3, Plaat C X X X V III , van
den Heer E l l i s ontleend, welke ook de Celletjes
met derzelver Tandjes en Stippen, benevens
de buigzaame Leedjes, die de Takken
famenvoegen, zeer klaar voör ’c Oog brengt.
Zyn Ed. merkt aan, dat deeze de gemeenfte
van alle de Celdraagende Korallynen is , zig
hechtende aan de meefte Poorten van Lighaa-
men in de Zee. „ De Takken (zegt hy) zyn
„ gegaffeld, o f verdeelen zig geduurig in twee
, , Armen , wanneer zy zig uitbfeiden. De
„ Celletjes gelyken naar omgekeerde Kegels,
, , en derzelver Openingen , die rond zyn ,
„ zien éénen weg uit, en worden gemeenlyk
„ befchut gevonden door kleine Doorntjes.
„ De Celletjes ftygen op in twee ryën aan el-
„ kander gevoegd, doch zodanig , dat z y
, , beurtlings het eene hooger dan het andere
„ ftaan. Het vergroote Exemplaar was vol
„ bezet met zwarte Stippen in de Celletjes,
, , welken, gelyk reeds gemeld is, niets anders
, , zyn dan de doode Polypen. In andere Exem-
„ plaaren hebben wy kleine Schaalagtige Bol»
„ letjes waargenomen , aan den top van ieder
„ Celletje. Aan de Mikken der Takken ver-
» too»
„ toonen zig zekere Leedjes , beftaande uit VI.
„ twee korte Buisjes, die maaken , dat 'h e t£ ^ ^ £
j, Gewas zig aldaar buigen kan, om de T ak -hoofd».
„ ken vryelyk in ’t Water te doen fpeelen enSTUK*
„ toe te geeven aan de beweeging van de
„ Zee” .
’ t Gewas van deeze Korallyn komt, zo de
Heer P a l l a s verzekert, nooit hooger voor
dan een half o f drie Kwartier Duims. Het is
witagtig o f bleek van Kleur, doch de Worteltje
s en Buisjes zyn graauw. De zelfftandig.
heid is Steenagtïg, en , wanneer men deeze
Korallyn in Azyn doet, , , dan ontftaat ’er ,
„ zo de Heer É l Li s aanmerkt, een fterkeop-
,, bruifching, tot dat de Koraalagtige Rok ver-
„ teerd z y , en dan vertoonen zig de Celletjes,
„ nog haare gedaante behoudende, als gemaakt
„ zynde van een dun buigzaam Vlies , gelyk
„ die der Leedjes en Wortelen : zo dat de
„ Worteltjés , Leedjes en Celletjes, zig dan
„ voordoen als één onafgebroken Buisagtig
„ V l i e s , alleenlyk op verfcheide manieren
, , gefatzoeneerd.” Men neemt dit zélfde ook
waar in andere Cel-Korallynen.
(37) Korallyn , die de Tandjes Tolagtig, als xxxvih
met Ooghaairtjes heeft, Kranswyze ge- Parf£f’c**
'plaatst Kotallya,
f37) Sertularla Denticulis VerticilUnubus, Turbinatis, Ci-
liatis, parafitieis. Syfl. Nat. XII.
I. Deel- xvii. Stuk.