VI» eerften naam voeren zy te regt, om dat de geiS
x i ï * daant? veeI naar die v*a ^ WaaÜer> * # § §
H oofd-’ de Dames gebruiken , zweemt; de andere is
èïuK. figuurlyk daar van afgeleid, als waren de
■ Zte. Meereminnen Dames van de Zee. Hier me-
Wa&jer. ^ ^omc de Latynfqhe bynaam , FlabelVam,
overeen. De Engelfchcn noemen ook die
Zee Gewas Sea-Fan, de Franfchqn Evmtail
de Mer. De Heer E l l is z e g t, dat L i n -
Nj o s 'hetzelve Flabellum Feneris tytelt; het
■ welke in zeker opzigt niet oneigen zonde z y n :
doch ik vindt niet aanget ekend, waar onze
kidder zulks gedaan heeft. In de befchryying
van den Cliffoufches Tuin , noemt zyn Ed.
het N'etvormig Steenhout , dat de Takken even-
wydig 'famengedrukt heeft. Verfcheide der
Hoomgewasfen van den grooten Bo e r h a a y e
hooren: hier t ’huis, zo de Heer P a l l a s
aanmerkt. Dat Zee - Gewas , ’t welk C l u -
sius een ongemeen fraaije Zee Heeft er noemt,
zynde in den jaare 1603 eerst door de Holland-
fche Schepen uit Oostindie aangebragt, wordt
ook hier toe betrokken ; zo wel als de Boom'
agtige zwarte Lithophyton van T o r r u b i a ,
dus, zó die Autheur aanmerkt, door V a l i s »
■ NiERi genaamd, en gehouden wordende voor
het Zwarte Koraal,
Dit laatfte erkent de Heer Pallas, ten
Koraal opzigt van de Stammen der grootfte Zee-
(éaar vaa. -^yaajjers j niettegenftaande de platheid der
Takken , en de graauwe Kleur, daar tegen
fchynt te ftryden; zo dat ’er de voorgemelde VI.
Zee-Hefifter, Gorgonia Antipathes genaamd ,
veel bekwaamer toe is; zynde de zelfftandig- Hoofd- ’
heid van deeze Zee- Waaij'ers daar toe ook stuk.
wat ligt (*). R ump h iu s meldt we l, dat de w^ j eu
Indiaanen de dikke Takken van het fyne Netwerk
en van de Schors zuiveren , en dan aan
ftukken fnyden van eenige Duimen' lang, om
die tot Medicyn te gebruiken, doch hy noemt
het uitdrukkelyk- Craauw Kalbahaar, waar mede
de Ternataanen en Tidoreezen zo duur zyn,
dat men ’ t voor het dubbele gewigt van Zilver
naauwlyks van hunlieden bekomen kan. Voor
T beste höudenze het donker graauwe , dat
niet regt i s , maar krom gedraaid en uitgegroefd
: voor eene tweede Soort dat van de
graauwe Waaijers komt r voor eene derde de
dikfte Takken van de Zee - Heide , hier voor
befchreeven : vopr de vierde en flegtfte het
graauwe Biesagtige , ’t welk in ’t wryven
fphilfert en gemeenlyk een verrot hart heeft.
Men ziet hier uit, dat de Takken en Stammen
van deeze Zee - Waaijers verfchillende
zyn van ’t zogenaamde Zwarte Koraal. Z y
Vallen, anders, daar groot genoeg toe, inzonder
»
(*) De ligtlieid en de brandbaarheid oordeelt Ma s s i -
f j t i geaoegzaame Kenmerken te zyn, om Stammen en
Takken van Litbopbyta, die gepolyst zyn, van het oprechte
Zwarte KoraalTe onderfchéiden; doch waar vindt men zulk
■ Steenagtig Zwart K&raal? Zie Hist, Pbys, do la Mer, p. 90,
Z 4