VI. gewasfen van Ceylon , die als T u f (teen oir
LXXIV Takjes mee een hoogroode -Schors gegroeid
Hoofd- zyn , en op zig ze lf Ballen maaken, Men
stuk. vindt z e , ondenusfehen van oneindig ver-
fchillende gedaante : fommigen zyn Waaijer*
agtig plat; anderen Boomagtig getakt o f ge?
vingerd; anderen Buisagtigals Kokers, Trechters
en Trompetten, gefabriceerd. De Kleur
is wi t , rood , g e e lg r o en , Purper o f Olyf?
kleurig, doch dik wils bruinagtig, De Win-
kelfpons alleen, z ie , welke verfcheidenheden
van figuur en Kleur die uitlevere. Ik heb
’er eene, die de grootte en gpftalte heeft
van een Handfchoen.
onder. De aart van haare zelfftandjgheid maakte,
fcheidng, by de Ouden, wel de grootfte onderfcheiding
pit. Dus fielt P l i n i ü s drie Geflagten van
Sponfen. i. Die ruuw en hard z yn, grof van
Geweefzel , Tragos o f Hircina , dat is Bok»
ken-Spons, genaamd; 2. De minder grove,
zagt vanjzelfflandigheid Manon: 3. De fynfte
en Haairagtigfte, waar van men Penfeelen
maakte, Jchilleim getyteid, Adderen, zegt
hy , onderfcheidenze in Mannetjes en W y f-
jes. waar van de eerden zeer digt van Geweefzel
zyn, met fyne en naauwlyks zigthaa-
re Gaatjes ; de Wyfjes hebben groote Ope?
ningen, doch die haar byblyven, niet verdwy-
nende , gelyk de kleine Gaatjes in de Man?
netjes. De harde en ruuwe groeiden in de
Hellefpont, daar de Dardanellen zyn.
L in -
L ï n n j e ü s geeft zestien Soorten van Spon-
fen op, onder welken twee in de Rivieren, LXx iV .
Meiren o f ftaande Wateren voorkomen; de Hoofd-
overigen vallen in Zee o f aan de Stranden.STÜ^
De Heer Pallas befchryft agt- en-twintig Soürlen‘
Soorten , waar van ’er twaalf door onzep
Ridder aangehaald zyn.
O ) Spons , die Jfaaijeragtig is en van be- r.
' paalde figuur, Vlokkig met Houtige F *
zelen doorvlogten , gedekt met holligheden raiet-
als van een Honigraat.
Deeze Eerfte Soort heeft L i NN4iUs afgeleid
van een aanmerkelyk Zee - Gewas , ’ t
welk door den Heer G u n n e r u s , Bisfchop
yan Drontheim in Noorwegen, is afgebeeld
en befchreeven. Het maakte byna anderhalve
Span in hoogte uit. Ten aanzien van zyne
geftalte was het dun en vlak, gelykende derhalve
dikwils naar een uitgebreiden Waaijer,
doch de kanten hadt het niet altoos rond,
jnaar djkwils met Lappen en als uitgefcheurd,
meest
(1) Spongia Flabelliformis conformis Stupofa, Venis Ligno-
fis reticttlatis, obteais Poris fevi^ineis. Sys(, Nat. XII. GeB>
S4?. Spongia Ventilabrum, G u N N. A%. Wdro:. Vo l . IV.
Tab 3. fig. i 1. An Basta maiina, I U m üh , Htrb.
Idtqk. VI. p. 153. T. 89. SEB, Kab. III. T. ps. 8.?
Spongia ftrigofa. B A L L. Zoöpb. 147. L1st i*r Plant*,
biadz, soq.
j. xyii. syuK,