VI.
A fdeel.
LXXlV.
H oofdstu
k .
Palet-
Spins,
n»
Spongia
FLabellifo.
mis.
Waaijer-
Spóns.
430 B È S Ö ri ^ ï V ï N C V A N
„ maaté bekennen in de Ruitjes, wanneer het
„ tegen den Dag gehouden wordt. Aan de
kanten is het Bladeragtig, in veele Lapperi
„ gefneeden, hebbende een kort Stammetje»
„ dat met een voozen Wortel vast zit aan
„ gruis van Steenen ; des het gémakkelyk
„ wordt opgehaald. Het groeit in Zee , op
„ agt en tien Vademen Waters, vallende heé
„ beste en grootfte in een Inham aan de Ntford-
„ kust van Ceram , een der Öostindifche Ei-
,, landen : maar de groote Waaijers Van dge-
zen aart,; die anderhalf Voet hoog en breed
„ zyn» komen zelden voor” .
De Heer L inn jE ü S mérkt ten opzigt van
deeze Soort aan, dat zy de figuur en Takmaa-
king van de Zee - Heefters heeftf doch dat dé
Schors tot de Sponfen behoort. Med zoU daiï
mogen denken, dat zyn Ed. dit Zee* GevvaS
hield voor een Zee- Heefter met de Schors
Van Spons : doch de broofche zelfftan'digheid
ftrydt daar tégen. Ik heb eigentlyke Zee-
Waaijers, dié ten halve o f gedeeltelyk met
den gewoonen geeleh Bast, inwendig paarfch ;
en voor ’t overige bekleed zyn met eên Schorss
van Sponsagtig Geweefzel.
£a) Spons J die Waaijeragtig is en van be-
. faalde
(z) spimg-a Flnbelliformis conformis orbiculata, Fibris Cnr-
tilagineis denfe Reticulatis, Sjsi, Nat, XII'. Spongia Flabéllifóf"
d e S p o n s e n .
paalde figuuf, fond van Omtrek, met V t
Kraakbeenige Vezelen, die digt Netswyze
zevlogten z^n. hoofd- 6 0 STUK.
De eigentlyke Waaijer - Spons verfehrlt in
veele opzigten van de voorgaande. Z y is
niet met Lappen ingefneeden, maar byna rond
van Ömtrek en heeft geen uitpuilende Ribben
; beftaande geheel eh al uit een Spongieus
Geweefzel , dat zig van een dergelyk Stammetje
Waaijeragtig uitbreïdt. Dit Stammetje
heeft niettemin een Houtagtigeh Wortel, en
de lievigheid van het geheele Zee • Gewas
fchynt eenige vastere zélfftandigheid, dan die
Van Spons, daar onder gemengd, aan te duiden.
Deeze ftyfheid is ook in de aangehaalde
Afbeeldingen van S e b a opgemerkt ( * ) ; doch
de
fbrmis , Caule teretiusculo ,• Disco compresfo - plano vix
divifo. Hort. Cbff, +80. Flabellum marinum Aruenfê. Rumph.
Hérb, Amb, VI. T. 80, f. I. Keratophyton majus nigtura,
Fibris tenuioribus dènfisfime reticulamm. 15 o e r h . Lugd.
Bat. I. p. 6. Rete Philippenfe nigrum Telis quadrangulis.
P r .f. Gaz. T. 32« f. t, SEB. Kab. III. T. 95. f. 2 , 4.
Spongia' Flabelliformis. f U J t . Ziöpb, 22d, Lyst der Plantd.
bladz. +7Ü*'
(*) Men heeft die genoemd Zwarte Zee-Waaijer met
feeele fyne fcherpe Vezels. In ’t Latyn ftaat Spongia Flabelli-
formit nigra, fibris tenuisfimis rigidis. Ik begtyp niet, waar
fiherp van daan komt in deeze benaaming: te minder, de-
wyl rigidus ftyf betekent. De Heer P A l L A s heeft, door
een zonderlinge oiinaauwkeungheid , van zulk een Natuurkenner
uaauwlyks te vetwagtea; de benaaming van de derde
H»