VI. Dit Boompje heeft niet alleen zyn Wortel s
LXXI. maar 0°k nog ten deele bekleed met zyne
H oofd« geele Schors, die zelfs over verfcheidene van
stuk. (je Steenagtige Leedjes heen loopt. De Knob*
iigKKo^be* bdigheid onderfcheidt dit grootelyks van het
jiings-Ko-gewoone Konings• Koraal , en daar in komt
pi.cxxxi,het oogfchynelyk overeen met die Soort, wel*
ke R u m p h i u s van de voorgaande afzondert,
onder den ftaam van Zee Konings - Koraal; doch
hy merkt aan, dat dezelve niet dan by Rukken
en brokken van Takken voorkomt, als van
Boompjes o f Boomen, die diep in Zee fiaan,
afgeflagen, en dan aan ’t Strand gefpoeld zyn-
d e : ’t welk hier naauwlyks plaats fchynt gehad
te kunnen hebben. Men ziet in dit Stuk volmaakt
de geReldheid van den W or te l, waar
uit het voortgekomen isr, en tegen de natuur
der andere Exemplaaren , die ik heb, blyven
hier de Takken aan den Worfel nagenoeg zo
dun als hooger. Men ziet ’er ook kleine
Scheutjes aan , van eene andere gedaante dan
gewoonlyk. Ik weet de plaats der afkomst
niet.
„ De zelfïlandigheid van dit Kalbahaar,
, , (zegt gemelde Autheur,_) is wel Steenhard ,
,, doch zy- moet ligter zyn dan die van het
» voorgaande, en de Stukken, tegen malkan-
„ der geilagen, moeten een doffen Klank gee-
„ ven, als o f ’er Hout onder gemengd ware:
„ want,het gene als louter Steen klinkt, wordt
voor
te voör zo goed niet gehouden; Dit heeft \%
,, plaats in ’t gene lang op Strand gerold is A£ f
it met de Baaren, zynde dus door de Zon in Hoofd '
„ Zee te veel verReendi Deszelfs deugd kent stu k .
men ook daar aan , dat het in ’e wryven
71 . . TT . ' Koraal.
4, weinig van eenen Keyagtigen , maar meer
& van een gerooRerd Brood Reuk heeft; dien
het in ’t Water behouden moet , wan-
,j neer men ’t inneemt. Voorts probeeren de
Inlanders hetzelve met Sap van Zuuré
fy Limoenen, wordende het gene dat ipoedigse
en meest kookt voor het beste gehouden” ;
By het doorzaagen van ’ e gedagte Steenig
Lid van een Takje van dit Koraal, bevond ik
daar den Reuk van Kreeft - Oogen in, ’ t welk
die Keyagtige Reuk zal zyn , waar R u m p h i ü é
van fpreekt. De zwarte Leedjes; aan de
Kaars gebraöd , geeven eenigen Stank, naaf
dien van gebrand Hoorn gelykende. De op*
bruifehing met Zuure Vogten toont dehZuur-
breekenden aart van dit Zee - Gewas, welke $
naar alle waarfchynlykheid, wel den groot Ren
tol fpeelt in de Geneezingen, die men ’er aan
toefchryft.
Hoewel wy , haaffielyk, van het Konings« GcbnÉkf'
Koraal geen gebruik maaken, is hetzelve doch
ah Oostindie een zeer beroemd Geneesmiddel.
By fommigen der Indiaanen , inzonderheid by
die van Tetnatej wordt het beste, om deze
reden s hooger geagt dan het Roode Koraal 5
ja zy geeven ’er fomtyds het dubbelde Gewige