VI. 4 e Jaar werdt ingevoegd, om tof verklaariflg
LXV.L te trekken van een bloeijend Koraaltakje, ge-
H oofd- lyk dat gene,, ’t welk nog in de Koninglyke
stuk. Tuin te Parys vertoond wordt. Daarna gaf
hy zyne Waarneemingen aan ’t licht, en vervolgens
werden de Bloemen van ’t Koraal in
zyn keurlyk W e rk , de Natuurkundige Historie
I van de Zee genaamd, aan Oog van de ge-
heele Wereld bloot gefteld (*_).
Deeze Bloemen hadden de langte van omtrent
een agtfte Duims, en waren onder-
fchraagd door een witte Kelk, uit welke agt
Straalen voortkwamen van die zelfde Kleur,
zynde allen van eenerley langte, en even ver
van elkander : zo dat zy dus zig als Sterren
vertoonden. De gedagte geele Bolletjes, van
een Melkagtig Sap, door T o u r n e f o r t
voor Zaadbplletjes aangezien o f gehouden »
oordeelde evenwel M a r s i g l i daar niet tp<e
bekwaam te z y n , om dat zy door hunne
zwaar-
(*) ** j aar 1710 badt de Koninglyfc Franfche Akadenjie
«Ier Weetenfchnppen reeds een Gefchreeven Werk van den
Graaf ontvangen, dat niet klein was, onder den Tytcl van
Ksjj&y de Phyfique fur f Histcire dé la Mer, waar van door
twee haarer Leden Uittrékzels gemaakt werden, die men in
de Historie der Akademie van dat jaar plaatfte. Vervolgens
kwam in ’t Italiaanlèh {Ciorn» de Litteratii Tom, VIlLJ
een Kort Begrip daar van uir, en in ’t jaar 1725 werdt zyn
geheele Werk, genaamd Histoire Phyfique de la Mer, door J.
C L e k i c u s uit het Italiaanfcli in *t Franlch vertaald, onder
’t opzigt van Bo e r h a a v b , te Amfterdan» in folio
uitgegeven.
zwaarte op den Grond zakten ; ten ware z y VI.
de kleine Zaadjes, mooglyk ligter, weder op-
waards uitwierpen, die dus zig konden hech- Hoofd*
ten aan ’t Gewelf der holle o f overhangende stuk.
Rotfen» Ten opzigt van de Bloemen, nam
hy byna het zelfde waar in een fbort van
Stekelige Zee-Heester, zonder Schors, waar
van de Oppervlakte met zekere L ym , naar
een Vernis gelykende, en wel pvervloedigst
aan den Voet bekleed is. Als deeze uit het
Water gehaald wordt, vértoonen zig daar
aan zekere Bolletjes van eene Lymagtige
Stoffe, welke, wanneer men de Plant wederom
in h Zeewater doet, zig als Bloemen uit-
fpreiden, maakende eene zeer regelmaatige
figuur; doch deeze Bloemen bragten, zo min
als die van ’t Koraal, eenig zigtbaar Zaad
voort (* ) . - i ; j I
In het onderzoek der zagte Zee* Planten
vondt de Graaf zyne nieuwsgierigheid wat
meer voldaan. Hy heeft ’er eene waargenomen
, die geen Bladen h ad t, maar zeer
fchoo-
(*) Hier door wordt eene Plaats uk bet Werk van
MA S S i g l i , welke de Heer Ba s t e r , Phil, TranfaB.
V o l , jL , p. 261, aangehaald heeft, opgehelderd, en het
blykty dat de Graaf door het Lym van de Zee-Heester
met- een hier en daar afgebroken Schors , ’ t welk in 'c
Water bloeit, geenzins de Schors verftaan kan hebben. Dit
Lym bekleedde die Heester tusfèhen de brokken van de
Schots en deeze t’eenemaal.