VI.
Afpeel.
LXXi.
H o o f d s
t u k .
Bloed-
Koraal,
uiterften paal der Groeijing tot de hoogte van
een Voet , en de dikte van een Duim aan den
Stam (*) , D o n a t i hadt z ig, wederom ,
hier in zo bepaaldelyk niet uitgedrukt, Ge-
woonlyk verheft zig van den Wortel van ’t
Koraal, zegt deze, maar ééne Stam, en ver-
fcheide oude Koraalvisfchers hadden hem verzekert,
dat die Stam , op ’t dikfte, flegts een
Parysfchen Duim hieldt, o f een weinig meer.
Dezelve verdeelt zig in Takken,die doorgaans
van elkander afgefcheiden , dan fomtyds ook
famenloopende vereenigd zyn. Veeltyds maa-
ken de Boompjes en Takken eene platte
Waaijeragtige figuur, gelyk de meeste Zee?
Heefiers, doch dit gaat niet altoos door. Z e ker
Heer heeft ’er een, dat op zyn Stammetje
een zeer fraay Kroonboompje , als een
holle Kom gefatzoeneerd zynde, formeert,
De verwarring, ^elke mooglyk het eene
Boompje door het andere groeijende , o f de
opvalling van afgebroken Takken, door vee-
lerley Toevallen , kan maakèn , geeft waar-
fchynlyk dé grootfte aanleiding tot wanftal-
ligheden ; waar van men in het myne, hier
voor gemeld en afgebeeld , blyken kan be-
fchouwen.
De Groeijing van 5t Koraal gefcfiiedt beter
en
(*) Stirps ad fummutn Pedalem altimdinem et Trunci
Pollieaiem diametro crasfitiern fiftit. Zo'ó-ph. p, 523.
en vaardiger, zo de Graaf aanmerkt, op e e ^ W
ne mindere dan op een meerdere Diepte. LXXU
Boomen, die op tien o f twaalf Vademen Wa-Hoofde
ters, jn tien J aar en tyds, gegroeid waren ,STUK-
zouden daar toe wel vyfentwintig o f dertig
Jaaren noodig hebben gehad op honderd , en
ten minfte veertig op anderhalf honderd Vademen.
Dit was de grootfte Diepte van waar
Jvl A it s i g l i het Koraal hadt opgehaald. Zulks
maakt eene aanmerkelyke byzonderheid uit,
welke alleen op het Berigt der V isfcheren
freunde , doch die tny doet vastfteüen, dat
de werking der Zonneftraalen ook het haare
toebrengt tot de vorming der Zee-Gewassen.
Immers zulks is uit den trek, dien der-
zelver Polypen tot de Warmte hebben, niet
minder dan bewyslyk *. Om die reden zal * zie
hét dan ook zyn, dat de Qpening de* Grb&*Z * *
ten , waar in het Koraal aan de Kust van
Barbarie meest groeit, naar *t Zuiden gekeerd
is? want, uit de ftrekking van de Kust het tegendeel
te willen opmaaken, heeft geen grond.
Men vindt aan dergelyke Kusten genoeg Hoeken
en Inhammen , waar Rotfen en Klippen
in ’t Water kunnen zyn, die met de zyde naar
?c Zmden zyn gekeerd, offchoon de Kust in
ij; algemeen naar ’ t Noorden ziet (*).
De
(*) Vergelyk de Uitgeleeze FHofoofifche Verhandelingen, als
lieven,, bladz, 302.