A fdeel ' C z e lv e geIy^c ie% Leedje, zo wel als naar
Lxxvin. een Keurslyf der Vrouwen ; doch, die laatfte
Hoom- bekender zynde , heb ik daar van den bynaam
stuk» ontleend.
„ Deeze Korallyn, zegt die Autheur, groeit
„ by grooter Bosfen dan de overigen, beilaan-
*» de uit veele lange, zagte, glanzige en glad-
,, de Takken , die uit Leedjes famengefteld
z y n , van Celletjes,rug tegen rag geplaatst.
„ De Opening der Celletjes is op een fchuinte
9, by den T o p , ziende in het eene uit naar de
„ tegenoverzyde van het andere. De Leedjes ,
,, o f paaren van Celletjes, komen ongewaar-
„ wordelyk voort van de Buisjes, door wel-
,, ken de Korallyn gehecht is aan haaren
9, Grondfteun , en in zekere Saizoenen de-; Jaars
„ kunnen wy , gelyk in eenige anderen Cel-
,, draagende, kleine zwarte Vlakjes waarnee-
j, men in de Celletjes. Zy valt overvloedig
„ langs de Z ee -Kust van ’t Eiland Sheppey,
,, en wordt dikwils kruipende gevonden op en
„ omkJeederde de Zydé Korallyn , hier voor
, , befchreeven.”
XXXIT.
FastigUta*
Dons-
Koiallyn.
(32) Korallyn , die de Tandjes overhoeks en
fcherp ,
(32) Seriülaria Denticulis alternis acutis, Ramis diclioroi
mis ere&is fastigiatis. Fttun, Snee, 2254, Corallina Cellifera
«re&a, ramolisfima, tenerrima & pluaiofa, E t, l . Corall, p.
33. N. 1» T. 18, f. A , a. Corallina pumila ereöa ramofior.
R A J. AngL 3* p. 27» ,N. 20, T, 2, f. 1, Cellularia Plumofcherp,
de Takken gegaffeld, regtopjlaande
en gekroond heeft. lxxviii.
H ópfd*
De Heer E l l i s , by wien dit de eerfteSTU£*
Soort is , noemt dezelve Zagt - Gevederd Korallyn,
en de Heer P a l l a s Fluimaglig; des ik
*er, tot onderfcheiding van de voorgaanden,
den naam aan geef van Bons - Korallyn. L in kje
u s , ziende; op de uitgefpreide Kroon, welke
dit Gewasje maakt, * geeft ’er den bynaam
van fastigiata aan. Door het Mikroskoop
wordt men gewaar, dat ieder Tak Gaffelswy-
ze in tweeën is verdeeld, en dat elke verdee-
ling beftaat uit twee ryën Celletjes van eene
half Rolronde figuur, te famen gewricht, en
beurtlings aan de eene en andere zyde geplaatst,
doch met haare Openin gen naar den
zelfden kant uitziende. Ieder Celletje heeft
een fcherpe. Punt aan den Top, die uitwaards
Raat, en in ft midden een zwarte Stip.
De Heer P a l l a s hadt nooit deeze Soort
van Korallyn gezien, maar uit de verandering
en , in andere Soorten van Cel-Korallynen
waargenomen, maakt zyn Ed. o p , dat het
kleine ruuw e, Vezelagtige Zee-Plantje van
R ay niet, gelyk E l l i s zig verbeeldt, de
eerfte Beginzels van deeze Korallyn, maar dat
het veeleer afgefleeten Takjes van zulk een
oud
ïïiofa. P A L L . Zo'óph. 24, Zagt Gevederd Korallyn. L p
der Plant d. bl. 81.
O o 4
I. Deel. XVII. Stuk.