VI.
A fd eel .
LXXII.
H oofds
tu k .
Inwendige
Zelf*
Handigheid.
„ Een dikke Twyg afbreekende, zag ik
,, duidelyk , dat die een Been- o f Steenagtig
3, Merg in zig begreep, en men kon tevens in
„ ’t ronde verfcheide Ringen tellen $ niet an-
,, ders dan als o f het een in Steen veranderde
5, Boom geweest ware. Deeze Proef heb ik
„ verfcheide maaien, en wel op verfcheide
Twygen en Gewasfen van de zelfde Soort,
3, herhaald, en dezelven altemaal van eenerley
gefehapenheid bevonden : ja men kan deeze
53 Ringen reeds befpeuren , als men een dun
3, Splintertje o f Spaantje uit een dikken Tak
„ fnydt. Als men een Tw y g in ’t Vuur brengt,
,3 dan kan men ’er niet onbepaald van zeggen ,
„ dat die zig in ’t Vuur als een Worm kromt,
j» gelyk van andere daar - mede naa verwandte
„ Z e e - Gewasfen gemeld wordt. De uiterfte,
,3 Haairagdge, Endjes laaten zig danflegts een
„ weinig krom buigen. De Reuk v,an dit ge-
,3 heele Gewas5 voor ’t overige, i s , wanneer
„ het verbrand wordt, onaangenaam: doch ik
„ kan niet zeggen, djt het naar Hoorn of
,3 Beenderen rook. Zo het my en anderen
„ voorkwam , hadt het even de zelfde Reuk
” , als de Zaadhuisjes en de Bast , doch wat
„ fterker en onaangenaamer , zynde in beiden
„ den Stank van aangeftoken, Zwam niet onge-
3, lyk.”
Uit deeze Waarneemingen kan men de ge»
Halte-en eigenfehappen van deezen Zee - Hee-
Iter genoegzaam opmaaken. t Is zonderling,
daar
daar G u n n e r u s de hoogte op meer dan.een* VI. ,
Elle bepaald hadt, datLiNN2Eus ’er, gelyk l x XIL.
C l u s i o s , maar anderhalf Voet hoogte aanüooFD-
geeft. Het Boompje, ’t welk de Heer B a s,t e r stu5-
van den HeerPoNTOPi ' iDANs , Bisfchopvan
Bergen, gekreegen hadt, was zestien Duimen
lang, van onderen bloot , bruin van Kleur ,
doch verder, tot digt by de Top-enden, bekleed
met eene ligt geelagtige Stoffe, zynde
de gezegde Pokagtige Huisjes, die ’er den
naam aan geeven.
(2) Zee - Heefter die Vinswyze getakt is
met de Takjes beurtlings en evenwydig, v?rtikiu.
de Bloemen krom en Kranswyze geplaatst. z e'e-veder.
De aangehaalde van den Heer E l l i s ,
zegt die Autheur, was een foort van Hoorn- ng. j.
gewas, van Sardinië af komftig, de Zee-Veder
genaamd , omtrent een Voet hoog. Hier in
waren de Zytakjes bhurtlings op ieder zyde,
in een regelmaatige fchikking , geplaatst, en
voorzien met trosjes van kleine Knobbeltjes,
den Stam , doorgaans drie te gelyk, op egaale
afftanden omringende. Vergroot zynde, gekeken
zy veel naar de Vrugtknóppen der
Ooftfi)
Gerronia Pinnata ramofa, Ramulis altera is parallelis,
ïionbus veiticillatis incurVis. Syst. Kat, XII. M A R S 1 G La -
Mar. tft. T. 20, f. 94-9«. EU. IS, C$rall. (5o. T. jó. f»
S , T. V. P A L L, Zaóph. 109.
V 3
I SfSÉL, XVII, STUK»