VI. 3, geheel is , dan heeft zy onder aan , van
tXVirV*’ buiten * vee*e regelmaatige Rimpels, gely*
Hoofd- 5J kende naar die welken men aan de Padde-
stuk. „ Roeien waarneemt, en in haar beginzel,nieÊ
„ gebroken zyn de , heeft zy bykans de ge-
, , daante van een T rechter, en fomtyds die
„ van een Roos” . Vervolgens vergelykt hy
ze met deti eigentlyken HerfenReen, en fGhynt
dit Spongieuze Lighaam als het Beginzel daar
van aan te merken : doch wy zien, dat die
vooze, ligte, zelfftandigheid ook Rand houdt
in de grootfle Stukken*
Utdmar* C12) Madrepore, die enkeld is en geen Steel
^kfteen heeft, met de Paden Vinswyze ver*
ii.cxxvi» deeld; de Beddetjes fmal en geknot.
Fig. s*
De Zee-Gewasfen, die onder deeze Soort
begreepen worden , hebben eene wonderlyke
Geftalte. Doorgaans zyn zy langwerpig, en
beflaan uit zekere Knobbels, die niet kwaalyk
gelyken naar de Punten van een Klomp Krys-
taL Dit zyn de fmalle geknotte Beddfttjes,
wel-.
(12) Madrepöra fifflplex acaulis, Atnbülacris pfnnatifidis,
Fulvillis angustis truncatis. Syst, Nat. XII. Fungus Lapideus
minor. C l u s . Exot, 125. B a u h . Hisu III. p. 801. f, 3,
Corallium album Fungoides ovale, P E t, Ptcrigogr, T. 20. f,
IC, Fungus Lapideus undulatus, SLOAK, Jam. II, p. jff.
T. 18. f, 5, Amaranthus Saxeus. VI, p.
£44. T, 87, f. 1. S e b . Kab. III, T. log, f, 5. & T. m , f*
23 -27, P a l l , Zoóph. 171. Lyst der Plantd, bl. 365.