VI. Soort heeft kunnen betrekken als het voof*
LXXU gaande » daar hec on8emeen van verfchilt.
Hoofd Waarfehynlyk hadt zyn Ed. geen van beideil
stuk. te regt gekend. W y ver ft aan ’er een Z@e-
&ie.Teuw. Gewas door , dat uit een enkelen Steel be-*
ftaat, dieSlangswyze o f liever als een Schroef
is oragekruldi Hier van komen Boompjes
voor , welken R ü m p h i u s als zyne derde
Soort van Palmbies , onder den naam vati
jPcthnijuncus Anguims, voorftelt, en dus be*
fchryfta
Z y zyn eenfteelig, vier o f v y f Voeten
lang, van een Stroohalm tot een Schaft: dik^
en loopen van den Wortel' af eerst Slangswy-?
z e ,o p , dan verder als een Schroef, met vol»
le draaijen, tot het uiterfte.Topje toe. Vaü
buiten zyn zy bekleed met eeoe ruige en zeef
ftekelige Huid, en, dezelvedaarafgefchraapt
zynde , wordt het Gewas zo „zwart als Eb benhout,
krygende door het pplyften een ongemeen
fchoonen Glans; Wegens de langte zyn
deeze Gewasjés wat rank en breeken ligt a f ;
ook buigen zy in de Zee zig om, en verwarren
dan fomtyds met het onderfte gedeelte,
zo R ü m p h i u s aanmefkt;
Die Autheur verhaalt, dat zy Veelal op f os*
f ê en graauwe Keyfteenen groeijen, en wel
op zodanigen , welken de Visfchers weeten §
dat door hun toedoeü in Zee geraakt zyn*
Z y binden , naameryk, een Steen aan de Vifch**
lyn, om den Hoek in Zee te doen zinken,
«ft
ën wanneer dan de Vifch *ef aankomt ,- valt VIi
door deszelfs geweldig rukken de Steen d a a r ^ ^ f
uit. Hy verbeeldt zlg , dat z y eenigermaate Hoofd-
Voedzel trekken uit deeze Steeneri, aangezién stuk.
die op harde Steenen groèijen vaster van zelf- Zee' ToViVr>
Handigheid zyn, dan die op weeke eri brokkë-
lige Steenen geworteld voorkomen; „ hebben4*
„ de dit Zee- Gewas een platten Wortel, die
van onderen poreus en vol Gaatjes is. Daar-
,, om heeft het Boompje een harde fubftantië
,4 (zegt hy ,) wordende dun, f t y f , en vol
,4 krullen , ’t welk andere Palmbiezen niet
„ hebben, die op vooze Steeneh Haan” . Dit
begrypt de Heer P a l l a s zodanig, als o f het
gene op vooze Steenen groeide niet bögtig
wierd (*)$ doch ik zie niet dat zulks volftrekf
in de woorden van R u m p h i u s opgeflooten
legt; Die Autheur is veelal wat duifter en
dubbelzinnig in zyne uitdrukkingen. Ik heb
een zodanig Zee-Gewasje, dat op een Kalk-*
fteenagtige Stoffe gegroeid is , en niettemin
wel degelyk zyne. Bogten heeft.
Van dit Zee -Touw komen Stukketi vo o r ,
die veel groóter zyn, dan de genen, welken
de gedagte Autheuren fchynen gezien te hebben.
Verfcheide Jaaren geleeden, werdt alhier
één Zee * Gewas van dien aart verkogt, dat
(*) Si fiipia fungofa Saxa crescat, flexuofr non fit,
ÏZaöph. p, ai 9*
X