Afdeel, 3> ^oe<^ze^ van a^e kanten verfchaft
LXV. * 3» ^ie fterke toeneeming en verfcheidenheid
Ixu<k °" 93 Takmaakingen aan deeze wonderlyke
j, Klasfe van veel-Lighaaraige Dieren (*).
„ Behalve deeze kleine Polypen , die de
,, Takken famenftellen , geeven deeze Koral-
p.lynen^ uit verfcheide deel en , veele Blaas»
, , jes uic van verfchillende gedaante, in ze-
,, kere Saizoenen van het Jaar, naar derzelver
sj verfchillende Soorten. Deeze Blaasjes zyn
„ uitzwellingen van de buitenlle Huid o f van
„ het Hoornig bekleedzel van deeze getakte
„ Polypen, en van het inwendige o f Vleezige
3, gedeelte komt een grooter Polypus voort,
53 hoedanig een ieder van deeze Blaasjes in-
3, neemt. Een Korallyn met deeze Blaasjes
„ vertoont zig als een Plantgewas met Bloe-
3* nïen beladen , die, na dat zy tot haare vol»
i9 maaktheid gekomen zyn , afvallen met haa-
3> re Blaasjes o f Doosjes, wordende nieuwe
33 afgezonderde Dieren , die voor zig ze lf
, , zorgen moeten, even als de af vallende Zaa-
, , den andere Planten voortbrengen.
33 Uit Korallyn onderzoekende , bevonden
,3 wy dat de Dieren in de Blaasjes dood wa-
jj ren, doch, o.nmiddelyk daarna, hadden wy
33 gelegenheid om de Polypen der Blaasjes
3, le-
(*) Dit denkbeeld is niet vre.emd: Ba k e r en T r e m -
B> e ï hebban nagenoeg het zelfde waargenomen in verfchei-
de Soorten van Tros - Polyper) der Zoete Wateren*
„ levendig te befchouwen, in een ander VI.
„ Korallyn”, dat van hem Zee* Eik Korallyn A£xv^'
geheten wordt, om dat het langs de Opper- Hoofd-
vlakte kruipt van h e tZ e e -R u y , gemeenlykSTÜK-
Quercus Marino, genaamd. Van ’ t een en andere
geeft de Heer El lis zeer fraaije A fbeeldingen.
,, Ik heb verder (zegt h y , ) gelegenheid
3, gehad om eenigen te onderzoeken van dat
3, flag van Korallynen, die ik Celdraagende
33 noem, dewyl zy ryën van Celletjes heb-
,3 ben, die gefchikt zyn in Plantaartige Tak»
, , maakingen. De kleine zwarte Vlakjes in
,3 ieder Celletje , die ik te vooren gegist had
3, het Vrugtbeginzel ( Embryo) te zyn van
, , een toekomend Schulpdier, bevond ik nu,
„ famengetrokken Lighaamen te zyn van
3, doode Polypen: want wy zagen ’er eenigen
3, levendig, zig buiten de Celletjes uitlbekken-
„ de, en , die wederom befchouwende, zo
„ bevonden w y , dat zy in ieder Celletje de
„ Vertooning maakten van een zwart Vlakje.
Dus hebben wy reden om te onderftellen,
„ dat dit ilag van Polypen , ’t welk deeze
,, Celletjes vormt , in Schulpdiertjes veran-
„ dert, Hier van z a l , zo ik n ie ttw y fe l,
,5 de tyd en meerder Waarneemingen de Lief-
3, hebbers overtuigen” .
Uit een menigte van zodanige Waarneemin- zynwerk
$*en, op allerley Soorten van Z e e -Gewasfen,^“ ^..
die ^an de Kusten van Gfoot Brittannie enwasfen‘
C $ ' Ier»