VI. A fdeel. LXXIV. H oofdstuk.
Fyp-
Stws.
boven niet meer dan half zo dik zyn , alsbe.
neden. De zelfftandigheid is t’eenemaal voos,
en vertoont zig byna als de opgeblazen Vetrok
der Dieren , o f als de vooze Lighaamen der
Mannelyke Roede. De Oppervlakte is ruuw
en als met Schubben gedekt , die in Tepel-
agtige Knobbeltjes uitpuilen. De geheele Pyp
heeft een kromme Geftalte, en gelykt byzon-
der naar de Bazuinen , die men oudtyds gebruikte.
Plaat
CXXXIV,
Fig. ï .
* Zie
bladz. 35
f Biadz,
17«.
Ik heb by den Heer W i l l e m v an
d e r M e u l e n Sponsgewasfen van deezen
aart gezien, daar op een wonderlyke wyze
anderen, van die zelfde Soort; ; overdwars
aan gegroeid waren: zo dat het in Zee een
vreemde Vertooning maaken moet. Het valt
in Westindie.
Van dien zelfden aart is het Zee-Gewasje
, op onze Plaat C X X X I V , in Fig. 2,
afgebe e lddoch dit zal buiten twyfel jong
zyn, en is derhalve ook zagter op 't Gevoel»
Men ziet hier, hoe dat het allengs naar beneden
verdunt, alwaar het gegroeid is op een
zelfde Wortelftuk met een Soort van Zee-
Heefter , die naar het Kam - Koraal * gelykt ,
‘•door zyne Geftalte, maar een Schors heeft,
in Kalkagtigheid en Gaatjes overeenkomende
met die Millepore , welke men W a te r -K o raal
noemt o f Suiker - Koraal t • 20 ^ier
een aartige famengroeijing plaats heeft in dit
ongemeene Stuk, uit myne Verzameling. Op
veele plaatfen is de Schors van de Houtige
■ zelfzelfftandigheid
afgegaan, die zig aldaar zwart- VI.
agtig en met eenige Vliezige ruigte bekleed l x x i v
vertoont. Hoofd- ’
STUK.
(5) Spons , die Pypagtig is , met Takken, v.
taay , vol Gaatjes en eenigermaccte ge- acTulta.
doomd. Trompet-
Spons.
De aangehaalde benaamingen der Autheu-
ren en de opgegevene Kenmerken, toonen
aan, dat alhier een Sponsgewas bedoeld worde,
dat uit wyde holle Buizen bellaat, die
eenigermaate Trompetagtig zyn: weshalve ik
het den naam van Trompet • Spons zal geeven.
R u m p h i u s , die het tot de Zee- Handfchoen
betrekt , tekent aan, dat het uit Bosfen be-
ftaat van Pyp-Sponfen, fommigen zo dik als
een Kinderen Arm, en dus met een zeer wyde
Opening. Het groeit in Oostindie overal
aan de Klippen, en , terwyl het in Zee ftaat,
onthouden zig dikwils Vifchjes, Garnaalen en
andere Diertjes, in de Buisagtige holligheden.
De
( 5) Spongia Tubulofa Ramolri tenax , foraminulara fub.acu-
leata. Syst. Nat. XII. Spongia Tubnlola cavernola extus
aculeata. Roven, Lagd. Bat. 522, Spongia dura live fpuria
Apicibus acutis exftantibus, intus cavernola, Sloan. Jam.
I. p, <53. T . 23. F. 4. Spongia marina fistulola maxima
muricata. PLUK, Phyt. T. 112. f. .4. Chirotheca marina.
R b m p h , Amb, VI. p. 25S. T. 90. f. 2. Spongia villofa,
ïa l l . Zo'ópb. 242. Lyst der Plantd. bladz. 495.