was medegedeeld, geeft de Afbeelding vat»
een Takje van Hetzelve, en toont, daar nevens,
de geftalte der Vaatjes door fterke Ver-
grootlng aam Zy zyn, volgens zyn Ed;, Ke-
gelagtig, met den Top aan het Takje gehecht,
en beftaan als uit vier Leden, zö dat zy veel
naar het Zaadhuisje van de Radys zweemem
Ieder Leedje Vertoont z ig , als o f het uit twee
tegen elkander aan fluitende Schulp jes famen-
gefteld ware* Aan het wydfle End befpeurt
men ëën halfrond Bolletje , dat ook uit twee
Schulpjes fchyht te beftaan, welken het Diertje
naar believen fchynt te kunnen openen eii
lluitem Zyn Ed. geloofde, dat zy een andere
Soört van Zee - Diertjes , en van de Pölypen
verfchillende waren, die zig daar aan hechten,
en wenfchte, dat het door iemand op de plaats,
daar men het uit Zee ophaalt, onderzogt
mogte worden^
De niet minder vlytige Natuur-Onderzoeker,
Gunnerüs, Bisfehop van Drontheim.,'
heeft *er een geheel Vertoog óver uitgegeven
Van dat flag van Gewasfen waren
hem verfcheidene, ten deele uit Finmarken
én uit Nordland, ten deele van Romsdale en
Nordmoer toegezonden, alwaar menze op de
Klippen in de Z e é , doch meest in diep Wai-
te r , vindt groeijen. Die regt volkomen waren^
Órtntbtltaifchiti Gtzèllftbaft Scbrifmttl\, Thcil. S,
k n , maakten Boompjes van meer dan feen Vl.
File hoog en drie Vierendeel breed. Van den l x x Il.
Wortel af is het reeds gegaffeld , want deHööFüi
Stam beftaat uit twee Hoofdüwygen, dieSTÜiJè
fomtyds los, fomtyds famengegroeid zyn. On*
befchadigd zyhde is het geheele Gewas zo
digt bezet met de zogenaamde Zaadhuisjes,
dat men niet het minde van den Stam o f
Takken kan » zien Z y hangen niet alleeh né-
derwaards, maar fommigen liaan opwaards gekeerd,
terwyl zy als :aan de. Twygen gelymd
zyn; Hoe frifcher, hoe geelder; hoe ouder ,
en drooger, hoe witter zy worden.
j, Wanneer men zulk een Zaadhuisje naauw- pe
, , keurig befe.ho.uwt , dan fehynt liet als o f o p ^ ld k S
I, de uitwendigë Schaal , als het ware, vier
„ Ringen o f Schubben zyn , van welken de
, , eene een weinig over de andere gaat: De
, , meeden zyn ook een weinig naarde Tw yg .
, , geboogen o f gekromd; Wanneer men met
j, een Pennemesje voorzigtig daar aan fchraapt,
j , dan is het o f men op Steen Schraapte ; doch
, , de Schaal is zeer dun, en men kan het ge-
„ heéle Zaadhuisje, zeer gemakkelyk, tus-
J fehen de Vingeren fyn wryvem ' Het heeft
eeiie Zoutige Smaak; Het geeft eene Vlam,
„ Wanneer men het zo lang in ’e Vuur houdt,
,, dat het wat uitgedroogd is , efl tevens eeiien
,, Stank, bykans als die van .verbrande-Vifeli-
,, vellen en wat Zwamagtig: Inwendig worde
,, men ’er niets dan een bruingeele dorre zelf-
V h ft**»
ié DtÈt. xvii, STui,