VI.
A fd eel ,
LXX.
H oofdstu
k .
24(5 DE ËlGENsCHAr PÉN DER
,, Voedfters, door de Takken verfpreid, vef-
„ fchillen. In de Zeeboómen zien wy ook een
„ Soort van Vrugtmaaking, en derzelver, zo
„ we l, als der Edele Kor aaien en Zee -Heeste-
9, ren, Plantaartige Geftalte ’ en manier van
„ Groeijing , terwyl z y , even als het Ge-
„ boomte, een tweederleye, een Houtige en
„ Schorsagtige zelfftandigheid, hebben. Ook
„ blykt ons de overeenkomst van alle deeze
, , Dierplanten , inzonderheid met het Zee-
, , Ruy ( Fucus) en Longe-Mos C Lichen) ,
„ alzo z y , gelyk dezelven, niet door Wor-
„ tels gevoed worden, (welke zy niet heb-
,, ben, zynde maar met een platten Grond-
,, fteun aangehecht,) maar dat zy met haar
„ geheele Oppervlakte het Voedzel uit het
„ Element, ’t welk haar omringt, inzuigen:
,, met dit onderfcheid alleen , dat in plaats
„ van enkele Poren , die ’er in de gedagte
,, Planten zyn , ;de Dierplanten gevoed wor-
„ den door de Mondjes van ontelbaare Poly-
,, pen, die overal Bloemswyze uitbotten, en
,, door S h aw niet kwaalyk by Worteltjes
, , vergeleeken zyn , doch welke in de Edele
, , Kor aaien , Zee - Heefiers en Alcyoniè'n, tevens
,, het werk van Bloemen verrigten, doordien
„ zy , in de binnenfte fchuilhoeken van de
, , Celletjes, welken zy beflaan, Eytjes voort-
, , brengen. Dus zou ook de Lintworm, die
„ veel gelykt naar een gewrichten Darm, en
, , binnen de ouder Leedjes van het andere
End
D ierplanten ën Plantdieren, sa /
ü Ënd Eytjes baart, vergeleeken küüneü v |
i, worden by de Darmagtigë Flap , in de AfdeeI a
„ Slooten gröeijende , welke biiinen de in-
, , wendige Celletjes haate Eytjes voortbrengt.
li, Ook zou men het allereenvoudigst Kloot-
, , diertje, zweemende naar eeo Blaas vol
„ Jongen, gelyk kunnen Rellen met de aïler-
4, beknoptfte en onvolmaakfte Plantgewasfen ,
a de onderaardfche Bovisten , die door haare
„ geheele Oppervlakte Voedzel intrekken ,
it en van welken, ryp geworden, het geheele
j , Merg in Zaad verftuift. Het Dierlyke
„ L e v en , eindelyk, dat in de Alcyoniè’n
i , flaauw i s , in de Sponféh byna geheel üité
j , gedoofd, en de zeer eenvoudige $ ja* Op
i) dat ik zo fpreeke , eenflagtige Werktuig«
S3 lyke Strudtuur, baant een gereeden over«
s, gang van dezelven tot de Zwammen en
3, Paddelt oelen’b
Dit gebruikt dan de Heer P a LLAS verder
tot bevestiging, dat de Natuur, g e ly k L e in-
k i t s beweerd hadt, geene Sprongen maakt,
maar dat al het Gefchapene zodanig aan ééd
gefchakeld i s , dat , daar het ééne ophoudt,
het andere aanvang neemt. Zulks heeft L i n -
u s ook, gelyk ik méermaalen öangemerkfc
heb 3 wel in ’t Oog gehouden. Hierom de
Amphibia geplaatst tusfehen de Vogels eü
Visfehen , en zo veele , die men gemeenlyk
Visfehen noemt, tot de Amphibia be trokken i
.Hierom de Klasfe der Visfehen, inde vöörigd
f H . p 2 m *
h DEBL, XVIL STUK*