VI. de Hand of Hand van een Melaatfchen. Het
LXXIII Sroeic in de Middellandfche Zee?
Hoofd- M a r s i c; l i heeft dit Zee - Gewas in naauwstuk.
keurige Afbeelding gebragt, en zelfs de ma-
Gevingerde nier, op welke het zyne Bloemen! uitfpreidt,
I KKsl^z0 in ^ klein a*s groot vertoond. De
bedding Pastoor Sch^ ffer hadt hier van tot op*
trJ i5t* heldering der Geftalte van zyne Bloem - Poly-
pen, en om te bewyzen , dat dezelvpn niet
Plantaartig maar Dierlyk waren, gebruik gemaakt
, en ten dien einde de Afbeelding van
Marsigli ontleend , verkleind en dus niet
alleen in ’t Koper gebragt, maar ook met
Kleuren doen afzerten. De Heer B o h a d s c h
ging hier op gedagten Pastoor zeer fcherp be *
rispen, en befchuldigen, van dit Zee-Gewas
naar eigen welgevallen te hebben getekend (*).
Waarfphynlyk hadt hy zelf de Afbeelding van
den Graaf niet gezien , anders zou hy op de
Geftalte zo nfet gevit hebben , als hy heeft
gedaan, Wat de Kleur aangaat, zegt hy, dat
rood , gelyk Marsigli zegt, veelerley is,
en dat Scheeffer zelfs den Stam, die Na*?
tuurlyk nimmer rood is , rood gemaakt heeft,
De Heer Pallas neemt deeze gelegenheid
waar, om die Afbeelding van Schasffer ip
*t geheel te verguizen ; zeggende , dat hy de
Figuur van Marsigli op een kmderagtige
wy-
(*) Quod Cl. S ch ï i K u s eandem ad proprium pla-
ritum delinearait, De marrots, p, u6.
wyze met Kleuren heeft doen befmodde- VI.
f-en C ) i LXXIII.
In een nieuwe uitgaave van zyn Vertoog boofdpver
de Bloemen -Polypen, verdedigt zig d e stuk.
Heer Schveffer , gelyk een Pastoor bs-Gevingerde
taamt, zeer deftig en zonder vinnigheid „ Ik Dezelve
„ verzoek iedereen, (zegt hy) die goede Oo»
,, gen heeft, en niet met voordagt verkeerd
3, wil zien , myne Afbeelding met die van
„M arsigli te vergelyken, en alsdan de
uitfpraak te cloen, of ik, dan de Heer B o-
dASCII, Doktor en Hoogleeraar te Praag,
„ redep hebbe om te fchaamen ? Wat de
„ Kleur aangaat , kan het zeer wel zyn, dat
„ ik onder de van Marsigli opgggevene
„ juist deregte, met de Natuur overeepkotn-
ftige, roode Kleur, niet heb getroffen?
,, maar, is my dit zo zeer, gelyk de Heer
Bohadsch doet, te last te leggen? Mis?
„ fchien zou ik die beter hebben kunnen tref?
„ fen, indien ik, gelyk zyn Ed., het ongeluk
,, had gehad, van wegens den Oorlog te moe?
„ ten vlugten, en my ondertusfehen aan de
,, Zee met onderzoekingen bezig houden. En,
„ waarpm zegt dan de Doktor niet, hoe de
„ Kleur cigentlyk had moeten zyn, zo had ik
„ dezelve , in deeze nieuwe Uitgaave , met
„ dank - erkentenis kunnen verbeteren? Boven-
„ dien
(?) Quï M a s s i l 11 iconem male esfctipfit et inepte
poloribus Inquinaii cuiavit. Zi'ópk. p. JïOo
I. Deel, XVII. Stuk.