YL De zelfftandigheid is zagt, als Wol en Spons
JLXXiv ^QD1’ ma^ander gemengd, van buiten met
H oofd- uitfteekende Punten, die echter niet hard zyn;
stuk. en van Kleur vaalgraauw, gelyk andere Spon-
'Tiompet- feo. ‘ , *
Uit Arqerika, (zegt de Heer B a l l a s , }
,» wordt het gemeenlyk aangebragt uit twee
„ Kleppen beftaande, naar een Oefter, wier
„ Schulpen in ’ t Scharnier vast zyn, eeniger-
„ maate gelykende, en meestal door twee o f
„ meer famenloopende Holligheden als in vee-
,, le Zakken verdeeld. De Kleppen zyn plat-
a » van binnen holrond, en fiaauw po-
„ reus: 'van buiten met fyne Gaatjes doorboord
ï> en befpreid met gefpitfte Dons-Punten ,
,, die als uit Straalswys’ voortgetrokkene Ve-
„ zelen beftaan; zyn de de rand der Kleppen,
„ die dun is , met dergelyke Dons - Punten
„ getand. De zelfftandigheid is bleek graauw
„ en zeer taay, uit ongemeen fyne Vezeltjes
„ op eene ongeregelde manier zeer digt famén-
„ geweven , van buiten met yler Vezeltjes,
„ die in de Dons-Punten famenloopen, al§
„ ’t ware gefternd. Als ménze verbrandt geeft
„ zy een Dierlyken Beuk” . .
Van deeze Spons hadt dp Heer P a l j a s
ook Pypen gezien, van een Voet en langer,
en, dewyl de afbeelding en befchryving van
R u m p h I ds en anderen, zulks aan toont, is
’er myns oordeels niet aan te twyfelen, o f
die platte Lappen , yvelken wy uit Westindip
bp