Afde*ee ° ud Z e e ' GevvasJe zYn zouden. Indien echter
Lxxvm*.deeze Takjes flegts uit Leedjes van Celletjes
H oofd, famengewricht zyn , vind ik weinig grond voor
stuk. dat denkbeeld: want hoe zouden’er dan, na’t
afflyten der Leedjes, Takjes van kunnen over-
blyven.
Een ander denkbeeld betreft zekere Slak-
hoornagtige Lichaampjes, op den Top van ieder
Celletje ontdekt. De Heer E i l i s , dezel-
ven nog duidelyker in een Zeegewasje van
deezen aart , uit Westindie , waargenomen
hebbende , befloot, dat de Polypusfen van
deeze Korallyn , welke hy , als zy ftierven,
de zwarte Stippen meende te veroirzaaken 0H;
dat deeze Polypem, zeg ik , ineen Schaaldiert-
je veranderden, ’c welk met een Navelftren-
getje gehecht was aan den bodem van ieder
Celletje. Ook vondt men in bedenken gegeven
, o f niet dan wel dit geheele Gewas de
Eijerklomp mogte zyn van de Moeder-Zee-
flak , zo als die was uitgeworpen, enz. ( f ) .
De Heer P a l l a s oordeelt, met reden, zulks
onwaarfchynlyk, en verbeeldt zig veeleer, dat
die Slakhoornagtige Ligbaamen voor Werktuigen
van het Plantdier, tot de Zaadmaakin-
ge voorgefchikt, te houden zyn.
C33) Ko-
(*) Te vooren hadt hy die zwarte Plekjes voor de Vrugt-
beginzels (Embryoncs) der folypen gehouden. Zie Phil.
Tranfatt. V o l . XLVIII. P. I. p, nfi,
( t) z ‘e Uitgezogtt Verhandelingen, I. D, bladz, 22,
(33) Korallyn , die de Tandjes in vervolg VI.
heeft, byna tegenover elkander, met fpit- LX^ ^ ;
fe byhangzds en neerhurkende Klootrond Hoofd»
gefpitjte Kelken ; de Takken gegaffeld, STUK*
onverdeeld, een Kroon 7 maakende. AxvxiciuiUnl-,
:■ H ria*
De al te groote naauwgezetheid in de orde
van befchryving heeft onzen Ridder zig het plaat
Hoofd doen breeken met het formeeren van
een zo langwylig en duifteren ty te l, daar hy
zeer eenvoudig en gemakkelyk deeze Soort
hadt kunnen aanduiden , met eenige uitbreiding
van Vogelkop-Korallyn. Die benaaming
geeft aanftonds een gepast denkbeeld van de
byzonderheid, waar in dezelve van andere
Soorten van Korallyn verfchilt. Ook oordeelt
de Heer P a l l a s , dat deeze Soort zeer na-
by kome aan de Korstgewasfen, zynde als
een middelüag tusfchen zyn Efcharen en Cel-
lulariën. De Celletjes zyn in dezelve fomtyds
menigvuldiger nevens elkander gevoegd en gee-
ven dus eenige Bladeragtigheid aan dit Gewas,
gelyk E l l i s hetzelve, by nader onderzoek,
ver-
(S3) Sertularia Denticulis fecundis fub»oppofitïs, mucro-
nato - appëndiculatis , Calycibus globofo-mucronatis fesfili-
bus, Ramis dichotomis continuis fastigiatis. Syst. Nat. XII,
Corallina Cellifera ereóta Ramofa, plumofa, Sphirulas Tes-
taceas fummi parte, Aviumque Capitum formas a latere
Cellularum gerens, E l i . Corall, p. 36. T. 20, A, a. 8c
T. 38. f. 7. HH. ÏA L L , Zoiph. 16, Lyst der Plantd, bl.
Oo 5
I; Deel. x v i i . stuk.