V ï. Soort opgeworpen. De holligheden der Poreq
LX v in zy n van binnen voorzien met dwarfe Middel-
H oofd- fchotten.
STUK.
xliii, C43) Millepore , die regt opjlhande gegaffelds
tnmatT Steelen heeft, met de Takken geknot*
Geknotte.
D o na Ti heeft dit flag van Milleporen,
onder den naam van Myriozoum, in Plaat
verbeeld. Hy oordeelde , dat het een zelfde
wa s , met dat g ene, Tt welk M a r s i g l i
voorftelt onder den naam van Takkige Ma*
drepore, wier Takken rond en Knoopig zyn,
by de Visfchers genaamd Dengueni, De zelf-
flandigheid gelykt naar Marmer o f naar Been 5
niettemin is het broofch , wegens de groote
menigte van Holligheden , in *t zelve vervat.
Rondom de Takken zyn de Celletjes, zegt h y ,
die naar Doodkruiken gelyken ., in -t verband
gerangeerd , doch naauwlyks zigthaar , dan
met een gewapend Oog, Ieder Celletje bevat:
een Polypus,
„ Dit Dier is langer dan breed: het heeft
„ een dunne Staart, een dikken Buik, een ten«
„ geren Hals 2 het draagt een klein rond Bee*
„ nig Dekzeltje, waar van het onderfte gedeelj?
te ,
(43) Milkptra. Caulescens Jichotoma ere<2a, Ramis trun-
catis. Syst, Nat. XII. MARS. Mar, T. 31. f. 154. Mym
riozoum. Do NAT. A ir . 55. T. 8, Millepora truBcata.
FALL, Zoéph, 153, Lyst* der Planti. hl» 3II,
a, te , als met een Scharnier, vast is aan de A V h ,
„ Opening van het Celletje. Wanneer de LXV11j*
Polypus zig wil uitbreiden, dan floot en hoofd*
” opent hy dit Dekzeltje door middel, van een stuk.
** groote Tromp, welke hy uit zyn Hals doet
, voortkomen. Deeze Tromp heeft de figuur
” van een Kel k, daar men uit drinkt, en het
” , Dier bedient ’er zig waarfchynlyk van, om
31 Voedzel in te neemen, Aan het onderfte ge*
” deelte heeft zy twee kleine Spiertjes, die
aan het Dekzeltje geheeht zyn, Wanneer
het Dier zig wil verbergen , dan trekt de
Tromp zig inwaards, de Polypus wordt
** korter, en verkortende trekt hy het kleine.
Dekseltje naar zig toe ; waar door het
Celletje volmaakt geflooten wordt. Op
?! deeze manier heeft hy een zeer veilige wyk-
” plaats, ?t Is evenwel aan alle Polypen van
” dit Z e e - Gewas niet vergund , zig dus te
” beveiligen, Het is een Voorregt van de H Volwasfenen van die genen , naamelyk ,
H Welke hun verblyf in de ümtrek der Takken
” hebben. Die nog niet volgroeid zyn o f op
” den Top der Takken leeven , hebben geen
” Dekzeltje, Deeze bewoonen meest on-
” voltooide Celletjes, die van eene byna
L Kvaakbrenige en Vliezige Stoffe gefabriceerd
3 ^ zyn. De onvolmaaktheid” , enz ziebladz. 31.
Dit Koraal komt veel voor in de Middelland-
fche Z e e , doch aan de Kust van Noorwegen
zouden ook hrokken van hetzelve gevonden
zyn*