VI. uit veele ronde korte Leedjes, en aan welkerf
tS \ p ' rnen» in de Zomer en Herfst, dikwils Zaad-
Hoofd- blaasjes z ie t: de laatften uit een Stammetje
stuk. verfcheide Takjes uitgeeven, die uit lang*
werpige Leedjes beftaan , waar van het boven
fte met zyn dunfte End in het onder fte
fchiet.' De eerften , zegt zyn Ed.’ , wordetï
van elk Voor groeijende Planten gehouden ,
doch over de laatften is het Gefchik Mert
zou hier kunnen vraagen, tot welk van beiden
.de voorgemelde Tubularia Laryngi Jlmi-
tïs of die andere van Jus s ïeu; (zie Exl is
PI.- XVI. fig. b en c.) volgens deeze Ver*
deeling behooren ; om van anderen , gelyk
het Kreeften-Hoorn Koraltyn, op Plaat IX,
enz: die geen Stammetje hebben, en waar in
niettemin Diertjes waargenomen zyn, iiiet te
fpreeken.’ Zyn Ed.- dunkt, dat, indien de
Sertularice een Voortbrengzel van Polypen
waren, en ééne Polypus den aanleg van het
Stammetje gemaakt had , dat dan dit Stammetje
, offchoon het Takjes uitfchoot, niet
dikker worden moest: waar van doch, zegt
zyn Ëd. het tegendeel gebeurt, juist even als
m de groeijing der Boom en en Planten. De
meeste Afbeeldingen van den Heer E l li s
moeten valfch zyn , indien men dit toe zal
ftaan, en de manier van groeijing der Koral-
lynen toont zulks, onder anderen op deszelfs
Plaat XXI , fig. A , in het Ruige Yvoor-
Korallyn, daar die Heer dus van fpreekti
J3 Dit
Dit Korallyn, zorgvuldig door ’t Mikros- VT. ,
„ koop onderzögt zynde , fchynt voort te lxv£’
„ komen uit kleine famengedrukte Bolletjes, Hoofo-
,, welke op een Fucus gelégd zynI In ’t STÜK»
„ middelpunt van ieder derzelven kunnen wy
j, een klein Gaatje waarneemen, van waar
„ zeer dunne gearticuleerde Pypjes afkomeii,
„ die doorgaan in Takken, beftaandé uit dub-
,, belde ryën van Buisagtige Celletjes, wel-
„ ke byna tegenover elkander geplaatst zyn,
, , en aan de zyden vereenigd, maar met. de
„ Toppen een weinig uitwaards ftaan. Aan
3, de zyden der Takken komen hier eri daar
,, kleine holle Blaasjes voort, die zeer broofcli
,, zyn en vol van kleine Vlakjes” ; Het Ha-
ringgraat-Korallyn, daar wy voorheen van
gefproken hebben , toont door zyne Buisagtige
Stru&uur genoegzaam, waar de dikte der
Stammetjes in fommigen uit ontftaat.
Ik fprak daar , zo even , van Seriu'.arice. zyn zé.
Men moet weeteri , dat L i nn^ us , ip djÊdeKoraali
Tiende Uitgaave van zyn Samenftel der Na-1*10^ ” .
tuur, twee Geflagteri gefteld hadt, het eeqere°u aa*
onder den naam van Sertularia, hét andere
onder dien van Corallim} hebbende fomtnige
Èorallynen van Ë llis en wel die, waar in
dezelve geen Polypen waargenomen hadt, in
het Gefiagt der Corallince, de overige in dat
der Sertularice geplaatst. De Heer B a ster
gaf een Verhandeling uit over de Plantdieren,
welke de Koninglyke Sociëteit van Londen
D a
I, Dssi. XVÏI* STVjS*