380 B E S C H R Y V I N G V A N
VI* Om de voorgemelde reden geef ik ’er den min-
LXXllI ^er aanft°ot:elyken naam aan, van Pen - agtige
H oofd- Alcyonie.
sïük. Ik hef, ^e Afbeelding, op Plaat C X X X I I I ,
Penagtige, ffg o } gebruikt, welke ons door den Heer
cxxxm. E llis medegedeeld is van dit Zee-Gewas.
a. Hetzelve zegt hy Cynomorium genoemd te
zyn, om dat het veel naar een Paddeftoel
van ’t Eiland iViakha , welke M i che l i u s
onder deezen naam voorgefteld heeft ,(*>, ge-
lykt : doch hy geeft 'er den naam van Vinger-
agtige Zee-Pen aan. ,, Het bovenfte gedeelte
„ van dit Dier (voegt hy 'er hy ,) is bedekt
„ met Cirkel-ronde Celletjes, waar uit Poly.
, , pus-agtige Zuigers voortkomen , met agt
„ gevederde Armen o f Klaauwen: terwyl de
„ Rimpels o f Groeven in het onderfte uit-
„ zwellende gedeelce toonen , 'dat dit Dier
„ zig hier kan uitzetten en inkrimpen, moog-
,, lyk om zyn Lighaam in de Zee te doen
„ ryzen o f daalen.” Het was hem , met twee
andere Zee - Pennen ,■ door den Ridder P e n -
k a n t in Liqueur toegezonden, die hem verzekerde
, dat Zy uit de Middellandfche Zee
waren.
De Afbeelding, zo even gemeld, heb ik
om die reden gebruikt, dewyl in dezelve de
Polypen , welke in de Alcyonie huisvesten ,
zeer duidelyk vertoond worden. De Heer
P a l -
(*) 2 ie Jhnoen, uicad. V O I» IV, p, 3J1, T. 2.
DÉ A t c Y Ó N i ë N*’ 38?
PALl a s verfchoont zig , ook een Afbeel- Vfi ^
ding Van deeze Alcyonie te hebben uitgege*
ven 5 doordien dezelve , eer hem deeze in de hoofd.
Verhandelingen der Koninglyke Londenfche stuk.^
Sociëteit voorkwam , reeds in ’ t Koper was
gefneedeü. Evenwel zou hy die Afbeelding
toen als nutteloos verworpen hebben, indien
die van E l li s niet, aan fommigen, wat hard
was voorgekomen.- De zyne, inderdaad, is
veel bleeker, en de Polypen zyn op dezelve
in lang zo regelmaatig van Geftalte niet! ook
veel digter geplaatst en onder elkanderen verward.
Zyn Ed. heeft de Afbeelding doen maaketi
naar twee Voorwerpen in Liqueur, waar van
het eene vier Duim lang was, en zo dik als dö
middelfte Vinger aan de onderfte Knokkel: het
andere een Kwartier Duims korter en van dikte
als de Duim. Derzelver Lighaam was Rolrond
, aan het ééne End ftomp» aan het andere
End Kegelagtig fpits. T o t meer dan
een derde der langte was dit laatfte End
glad en gerimpeld : maar dit komt met onze
Afbeelding vry beter overeen dan met de zyne.
Het overige des Lighaams was overal digt
bezet met uitpuilende Stippen, die hetzelve,
op gelyke manier als eens Menfchen T on g ,
flaauw getepeld maakten. Deeze Tepeltjes
zyn zeer duidelyk in de onze, doch naauw-
lyks in de zyne zigtbaar. De Kleur vatt de
geheele Dierplant was bleek: mooglyk, zege
B b a