Afdeel meest ^ den ^oet * ihoewel ook fomtyds
LXKIv'. ^ aPPen tot de Oppervlakte uitkwamen, even
Hoofd- als in de Indifche Zee-Waaijers. Het be-
tu k . ftondt van binnen uit een dergelyk Heefter-
s£H*' W ié Geraamte, als die ; niet Houtig o f
Hoornagtig, echter, maar wit en Spongieus,
zo dat men de zelfftandigheid gemakkelyk tot
Poeijer kon wryven. Dit Geraamte was bekleed
met een Geweefzel van eene Vezelagtige
Stoffe, naar Werk gelykende, welke, als men
het ftisfehe Gewas in ’ t Water leid , diepe
Holletjes maakte, byna gelyk ’er in de Honig-
raaten zyn. Gedroogd zynde , is deeze zelf-
ftandighêid hard en ruuw, doch in ’t Water
zagt. In de gemelde Holletjes nam de Bis-
fchop roode Wormpjes waar. De Oppervlak-
te was begroeid met Koraalmosfen, Korally-
nen en Milleporen.
Dit Gewas fchynt op een Steen gezeten te
hebben. De Heer G uï inerus nam ’er eene
verfcheidenheid van waar, welke als uit twee
Waaijers, aan elkander gevoegd, fcheen tebe-
lla a s, die vry wel de geftalte van een Schilders
Palet uitdrukten. Ik noem derhalve deeze
Soort Palet - Spons. Zyn Ed. ftejt het een
zelfde Gewas te ^yn , als ’t gene door den
Heer To n t o p p i d a n s , Bisfchop van Ber,
gen, in zyne Natuurlyke Historie van Noorwegen
is afgebeeld , frifch zynde groen van
Jüeur, en uit dunne Lappen beftaande alseeq
Hondss
w m i l i l i
4*0
Hon ds -Oo r , zo dezelve zegt (* ). Dan A^ Btié
fchynt het ook zeer naby te komen aan de LXx iV .
Afbeelding, welke door den Heer P a l l a s Hoofd-
uit S EBA aangehaald is op zyne Spongia Jlrigo- STUK*
fa o f Rimpelige Spons; zynde een Bladerig Spons*
Spongieus Zee - Gewas, door zyne zonderlinge
Takmaakingen naar een verdord Blad gelykende;
welke onze Ridder ook twyfelagtig
als hier mede overeenkomftig ftelt, zo wel als
de Basta marina van R u m p h i u s , daar echter
de Heer P a l l a s een byzondere Soort
van maakt. Zie hier, wat R umphius van
dezelve zegt.
,, Men noemt het dus, om dat het van Ge- spongia
„ weefzel is als zeker foort van grof Linnen,
„ *t welk men blaaiiw geverfd in Indie ge-spons.
„ bruikt, aldaar B a s t a genaamd; doch het
„ gelykt niet dan naar het allergroffte Doek.
„ Dit Zee - Gewas Raat uitgebreid als een
„ Waaijer, in het Water, zynde flap, uitge-
,, nomen in het midden ; zo dat men, als het
5, daar uit gehaald is , hetzelve op een Plank
„ moet uitbreiden en dus laaten droogen, om
3, ’er een goede geftalte aan te geeven. Ook
„ is het alsdan donker rood, maar befterft
„ boven Water aanftonds zwart. Men kan,
,, echter, de roode Kleur alsdan nog eeniger-
, , maa«
f B l a d z . 176. Plaat N. 13. fig. 8. Zie ook de Afbeelding
van een dergelyk Sponsgewas. Pbil, Tranfati, Vol ,
LV. for 1765. p, a88. Tab, XI, f. H,
ï. DEEL. XVII. STUK,