. %
^LFDEEL,
LXXI.
Hqofd-
STUK.
Bloed
Koraal.
inwendige
Zelf ftan
digheid.
ten wit en van binnen rood (*). Doch dit
het afgebeelde Stuk is ’t blykbaar , dat dit
Witte Koraal een Madrepore i s , gelyk hei:
gewoone witte Winkel - Koraal, hoedanig tóen
meermaals met het roode famengegroeid vindt,
kunnende de Beginzels van het een en andere
vermengd zyn geworden 4 waar van men de
wonderlykfte voorbeelden onder de Zée-Ge-
wasfen aantreft. De Polypen , die dezelven
bouwen o f famenftellen j en daar in huisvesten 5
kunnen op eene zelfde plaats onder elkander
verward zyn geraakt, en in het blinde hebben
voortgewerkt: even als men dergelyké Mon-
flreuze Voortbrengsels meer waarneemt in
het Ryk der Dieren.
Het Bloedkoraal heeft natuurlyk een geheel
andere Gedaante , dan die, waar in het z ig ,
afgevyld en gepolyst zynde , aan ons Oog
vertoont. De Voet , Stam en Takken zyn,
gelyk de meeste andere Zee - Gewasfen , knobbelig
en hebben een Schors, die de inwendige
Zelfftandigheid , welke zö hard als Marmer
i s , bekleedt; , , Als men deeze Zelf-
a, ftandigheid met het Mikroskoop ondef-
» zoekt, C zegt Donat i ,) in een Kof aal
& van eene enkele Kleur, by voorbeeld rood,
3) mids dat hetzelve niet verwormd zy ; zö'
„ bevindt men dezelve eenvormig, effen ,•
, j een-
( * ) ÓtjZloiope, pag. 324* PI, IJ;
33 eenkleurig, zonder Gaatjes o f Holligheden. VI.
Z y is overal egaal, van eene zelfde hard- ^xx£*
„ heid, en bekwaam tot eene volmaakte pó- Hoofd-
„ Iyfting. Zulks heeft geen plaats in Koraal stuk.
„ van verfcheide Kleuren. Somtyds zelfs
„ wordt men het niet in ’t geele, ja ook niet
3, in ft Roozekleurige gewaar. Ik heb eenige
„ Takken van dit flag van Koraal. Als men
„ die in de dikte doorzaagt, dan komen ’et
„ Streepen en Ringswyze Banden in te voor-
3, fchyn, waar van fommigen Roozekleurig,
,, anderen geelagtig zyn.j men heeft er ook
3, witten onder : de een is hopger van Kleur
,3 dan de ander , doch z y hebben allen een
„ zelfde middelpunt. Dergelyke Banden ver-
,3 toonen zig ook in ft roode Koraal, wanneer
33 het een weinig gebrand is; maar dan zyn ze
„ allen helder graauw , en door donkeref
3, oraauwe Streepen van één gefcheiden.
,, Hoe hard ook deeze Zelfftandigheid z y , VerWor«
,3 bevindt menze doch onderhevig aan een
4, Soort van Wormen 3 die dezelve aantasten,
33 wanneer het Koraal door Ouderdom , o f
„ door eenig ander Toeval, van zyne Schors
„ ontbloot is, Het zyn kleine Diertjes, die
3, in de zelfftandigheid van het Koraal drin-
3, gen door zeer kleine Gaatjes, en het van
3, binnen uitknaagen , maakende daar in byna
,, ronde Celletjes, die door zeer dunne Wan-
„ den van elkander afgezonderd zyn. Deeze
3, verzwakken het Koraal ongemeens en maasi
ken