Vf. LiNNiEUs. Deeze allen hebben het, meer
of min, gezegd en zo veel reden van ge-
Hoofd- grondheid niet alleen, maar van bewys ge-
stuk. geven , als men verlangen kon. Een ander
Soort van bewyzen is noodig voor dingen,
die alle onderzoek gedoogen, dan voor dingen
, die zulks niet toelaaten. Gelooft de
Heer M ul l er dat de Aardkloot rond is:
hoe zal men zyn Ed. dit bewyzen? Om dat
’er gegronde redenen zyn , zal. hy zeggen,
voor dat Gevoelen. Gelooft zyn Ed. dat ’er
een Stad is, Lima genaamd , in Peru : hoe
zal men hem dat bewyzen ? Door ’t eenftem-
mig getuignis, zal hy zeggen, van Menfchen,
die ’er zyn geweest. Gelooft zyn Ed., dat
’er tot de Voortteeling in Menfchen eene Be»
vrugting wordt vereifcht; hoe zal men hem
zulks bewyzen ? Hy zal zeggen, om dat zy
anders niet gefchiedt. Zo ziet men dan, dat
tot alle Natuurlyke Zaaken , omze te geloo-
ven, geen volftrekte Bewyzen vereifcht worden
, en dat men niet altoos mag vraagen : zou
’er ook een andere reden van kunnen zyn ?
Ook volgt daar uit, dat gegronde redenen,
eenftemmige Getuigenisfen en Gevolgtrekkingen,
dikwils voor Bewyzen moeten doorgaan.
.Onder die hedendaagfche Au the uren, wier
Naamen ik gemeld heb, zyn verfcheidene van
andere gedagten geweest, en door naauw-
keurige Waarneeming tot het nieuwe Gevoelen
overgegaan. Dit maakt hun tot onwraakbaar
D ER Z e E - G e ï T A j J Ï R . 5<|
baareGetuigen. PEYSsoNELhadt metM a r - VI.
s iol i in ’t eerst die Lighaampjes op 't roode l x ^ L*
Koraal voor Bloemen aangezien. Dit wierp HoofiA
hem R e aumu r tegen, die* hoe zeer vreemdSTUK»
hem het nieuwe Gevoelen voorkwam, doch
naderhand hetzelve omhelsde. De Heer Jus*
s i Eu , naar de Zeekust gaande om Planten te
zoeken, vindt dezelven bezet met Diertjes.
Om kort te gaan, de Heeren E l l i s en Bast
e r , hoe zeer ook in zekere opzigten ver-
fchillende , hebben nooit elkander , omtrent de
beftaanlykheid van zodanige Diertjes, ah men
Polypen noemt, op de Zee - Gewasfen of in de-
zelvcn huisvestende, tegengèfproken. Hier
is dan het eenflemmig Getuigenis van alle
kundige Natuur - onderzoekers , die bekend
z yn, welke de zaak op een bekwaame plaats
onderzogt hebben. Deeze getuigen niet, dat
zy Armen of Klaauwtjes, uit zekere Gaatjes
voortkomende, hebben gezien, gelyk de Heer
M uller voorgeeft; maar dat zy Diertjes
als Polypen gezien hebben, die alle blyken
gaven van Leven , welken men begeeren
kon : om kort te gaan, die geene Bloemen,
die niets anders konden zyn dan Polypen. Ik
mag hier de Heeren P a l l a s en L innjeus
billyk by voegen, die zulks op gegronde redenen
voor waarheid hebben aangenomen. Daar
ontbreekt dan voor den Heer M ul l er alleen,
dat zyn Ed. het zelf gaa zien, om als
E 3 een
I, Deel. XYII. Stuk.