
Esam
El- is bijna geen stof te noemen, die niet als vulmiddel
gebruikt is bÿ verschillende caoutchouc-mengsels, hetgeen
alles een uitvloeisel is van het verlangen, den prijs
van de, wegens de enorm toenemende vraag naar ruw-
caoutchouc steeds duurder wordende, oude mengrecepten,
zooveel mogelÿk naar omlaag te brengen.
Streng genomen, zou men de vulstoffen kunnen scheiden
in: zulke, die een beslist nadeeligen invloed hebben; die,
welke in meerdere of mindere mate günstig op het resultaat
van de vulkanisatie inwerken, en eindelijk die, welke
indifferent zijn. Tot de eerste behooren eenige metaalver-
bindingen, vooral koper- en mangaanzouten, die in sterke
mate het oxydeeren en kleverig of bros worden van de
caoutchouc-artikelen ten gevolge hebben.
Tot de tweede zÿn vooreerst de z.g. zwaveloverdragers
te rekenen, die het binden van de zwavel aan het caoutchouc
molekuul kunnen versnellen, zooals antimoonsulflde
of goudzwavel (deze bevat nog vrije zwavel), kwiksulflde
of vermiljoen. Genoemde stoffen werken echter in hoofdzaak
günstig door het gehalte aan vrÿe zwavel, terwijl
eene vulkaniseerende working als zoodanig niet aan de
zuivere sulflden moet worden toegeschreven. Ook loodglid
(loodoxyd), loodthiosuliaat (z.g. „hypo”), alkalipolysulfiden,
natrium- en calciumhypochloriet zÿn vulkanisatie-bevorde-
raars, Verder dienen vermeld te worden calcium- en mag-
nesiumoxyd, die eene grootere mate van hardheid en
warmtebestendigheid aan de massa verleenen.
Tot de derde groep behooren alle overige vulmaterialen,
die deels als kleurstof, deels als vulstof dienen, b.v. zwaar-
spaath, zinksulflde, lithopone, ijzeroxyd, ultramarÿn en andere
minerale kleurstoffen. Asfalt en teer worden bij vele
donkere mengsels gebruikt om dichtere waren te krÿgen,
die minder aan oxydatie bloot staan. Vette oliön, hoe schadelijk
zij ook voor afgewerkte artikelen mögen zÿn, worden
veel als toevoegsel gebruikt ; zÿ worden bij de vulkanisatie
waarschÿnlÿk in faktis omgezet. Ook paraffine en was
worden vaak gebezigd, zij geven eene zekere mate van
zachtheid, „Geschmeidigkeit”, aan de artikelen.
Een belangrÿk vulmiddel in de ebonietfabrikatie is nog
het gemalen ebonietafval, uit de fabriek zelf en van elders.
De naar kwaliteit gesorteerde en vooral van metaaldeelen
goed bevrijde afgedankte proefstukken, mislukte partÿen,
te zamen gevulkaniseerd afval uit de vormpersen, het afval
uit de kamsnÿderÿ, schavorÿ, enz., en andere restanten
worden in een bak gedaan, die in een ketel geschoven
wordt, waar stoom binnentreedt. Wanneer de massa goed
warm is, wordt zÿ uitgestort over twe e groote, holle, met
stoom verwarmde walsen, die alles tot een bruin poeder
fljnwrijven, dat nog een paar keer doorgestoken wordt, en
vervolgens gewasschen en gedroogd, gezeefd of geventileerd.
Dit z.g. ebonietstof speelt een belangrÿke rol in de meeste
ebonietrecepten ; het laat zieh ook, door zijn in den regel
hoog gehalte aan vrije zwavel, onder druk zonder verdere
toevoeging, in vormen, bÿ hooger temperaturen a l s ’t ware
aaneensoldeeren, en is dus geschikt voor de vervaardiging
van goedkoope waar.
ie n slotte dient nog ie ts vermeld te worden van het
onontbeerlÿkste toevoegsel bij caoutchouc-mengsels, n.l. de
zwavel.^ Men gebruikt zwavelbloem of gemalen, soms ook
gepiaecipiteerde zwavel. De eerste is een mengsel van
kristallijne en amorfe korrels, de tweede bestaat uit gebroken
kristallen, de derde is zachte amorfe zwavel. Ter-
wÿl de zwavelbloem altÿd eene zekere hoeveelheid zuur
bevat (SO2
en SO.,, door gedeeltelijke oxydatie aan de lucht),
is de gemalen zwavel in den regel zuurvrÿ, evenals de ge-
praecipiteerde. De laatste is hetzuiverst, maar ook het duurst,
en wordt alleen voor prima kwaliteit gebruikt. Men be-
waart de zwavel in zakken, in een brandvrijen kelder, die
zieh in den regel naast een met stoom verwarmd, eveneens
brandvrij gemetseld droogvertrek bevindt, waar de
' ■ n f i r w p » » ^ g l i r