
w ■
169.
Een bijna geheel loofverliezende, verstrooid groeiende boom, die in
droge streken voorkomt. Het hout wordt niet gebruikt. De rijpe en
ook de jonge, scherp zuur smakende, vr uchten worden veel in de
inlandsche keuken gebezigd en ook als confituur gegeten. Algemeen
om de vruchten gekweekt, die groenachtig en rolrond zijn. K . en V.
S .g . 0,56. G. 0.58; 0.66; 0.74.
A. Carambola Lîun. — Blimbing-alas J. B.-kris J. B.-heris
J. B.-hlingir J. Loempias Et. De gekweekte vorm heet
Blimbing J. B.-manis J. BAegi J. Java Z. I, Timor, Molukken,
Celebes. Veel gekweekt, ook in V.Tndië.
Hg. 12 M. Stam krom, laag vertakt. Sohors donkergrauw. Rijpe
vruchten geel, met 5 scherpe ribben. Verstrooid groeiend, in periodiek
droge streken, in loofverliezend bosoh. Hout niet gebruikt. In de
meeste dorpen gekweekt om de vruchten, die evenwel nogal zuur zijn.
De Demaksohe variëteit heeft veel grootere, zoete, zeer sappige vruchten.
K .e n V . S.g. 0.61—0.64. P. 712. G.
R u t a c e a e . K.enV. 4; B. I. 1.
Houtkenmerken. Rutaceae: Houtstructuur bij de verschillende soorten
zeer gelijkvormig. Hout dicht en fljn, meest wit met geelachtigen
tint, verschillend van hardheid. Poriën klein, gelijkmatig verspreid,
neiging hebbend om radiale lijntjes te vormen. Mergstralen smal,
éénvormig en op onderling gelijke afstanden. Veel soorten hebben
witte concentrische lijnen, meest op ongelijken onderlingen afstand,
en vaak in elkaar uitloopend. G.
Id. van Aegle Marmelos Corr.: Hout geelachtig wit of grijsaohtig
wit, hard, sterk aromatisch als het pas gekapt is, geen kernhout.
Poriën klein, omgeven door een ring, in kleine groepen van 2 of 3,
soms talrijker in het najaarshout. Mergstralen golvend, smal, kort,
wit, talrijk, éénvormig, en op onderling gelijke afstanden. Jaarringen
geteekend door duidelijke lijnen en vaak door een ring van poriën. G.
170. Aegle Marmelos Correa. — Madja J. S. Mal. Madja-batoe M.
Madja-bim-wila Mak. Tangkoeloe M. S lijm a p p e lb o om .
In Eng.-Indië: B a e l- of B e l- tr e e . Java Z. I, V.- en A.-
Indië.
Hg. 15 M. Stam nogal recht, met veel knoesten, zonder wortellijsten,
nogal laag vertakt. Schors nogal bros, blauwgrijs, met overlangsche
en dwarse barsten. Takken sterk gedoornd, bladeren drietallig met
doorschijnend gestippelde, gekartelde blaadjes; bloemen wit, welriekend;
vruchten langwerpig, ter grootte van een ganzenei, geelgrijs,
naar „peardrops” riekend. In de vruohthokjes is lijm. Een verstrooid
groeiende, niet zeldzame boom, die vooral in loofverliezend bosch
voorkomt. Om de fijnheid van draad, het fraaie uiterlijk en de geschiktheid
voor fijn snijwerk, is het op Jav a gezocht voor de gevesten
van krissen. Men kapt den boom evenwel zelden, met het oog op de
eetbare vruchten. Het hout wordt duurzaam geaoht, mits niet aan
weer en wind blootgesteld, en is alleen in kleine afmetingen te krijgen.
In Br.-Indië wordt het veel gebruikt voor oliemolens en in de wagenmakerij.
Op Jav a wordt het rijpe vrochtmoes gegeten om den zoet-
aohtigen, aromatischen smaak. De lijm (gom) in de vruohthokjes is zeer
goed als brievenlijm, en de boom brengt er veel van voort. De lijm der
onrijpe vruchten is de beste. In V.-Indië heeft deze vruoht grooten
naam als geneesmiddel, de jonge vruchten tegen dyssenterie en
diarrhoea, de rijpe als zacht laxans. De jonge bladeren, gemengd met
sirih-kalk, worden een middel geacht tegen vuile wonden. Cultuur aan
te bevelen om de vruchten, en om het fijne hout. Stelt geringe eischen
a an den grond en kan tusschen djati worden gekweekt. Wordt reeds
hier en daar in dorpen door inlanders aangeplant. K .e n V .
S. g. 0.82—0.96. G. 0.83.
Houtkenmerken. Citrus: Hout wit tot geelwit, matig hard. Poriën
klein, bij C. medica zijn ze vaak als door overlangsche schotten verdeeld,
of tot kleine radiale groepjes vereenigd en soms door flauwe tangentiale
lijnen verbonden, bij C. A u ra n tium zijn deze lijnen duidelijker en soms
doorloopeud tot concentrische kringen, bij C. decumana zijn ze in golvende,
tangentiale, witte plekjes vereenigd. Mergstralen smal, talrijk. G.
171. Citrus.
Op Jav a komen van dit geslacht veel verwilderde, maar geen wilde
soorten voor. De determinatie is nog onzeker. Brandis meent, dat aile
weer lot drie kunnen worden teruggebracht, nam. Citrus medica L,,
C. A u ra n tium L., C. decumana Willd. Het hout van vele Citrus-
soorten is duurzaam en geschikt voor snijwerk en klein huisraad.
Het wordt echter zelden gebezigd, omdat de boom om de vruchten
wordt gekweekt. Het gebruik daarvan en van de bloemen en bladen
is bekend. De algemeene naam voor dit geslaoht is DjeroehS. J. Mal.
en Tjheroek Mad. (Moente in de Minahasa.) K . en V.
172. C. Aurantium L. — O r a n j e b o o m . Djeroek-manis,
Dj.-djepoen-sedang, Dj.-besar, Dj.-ketjil, Dj.-ragi, Dj.-banten,
Dj.-djepar-ketjilM. Moente-tape Tt. Moente-tombal Tt. Moente-
pola Tb. Tt. Mal.-Archipel, Br.-Indië enz., gekweekt.
Het hout wordt voor rÿststampers en stelen van gereedschappen gebruikt.
De vruchten zijn zoet van sap en dun van sohil. C.
S. g. 0.78. P. 767. G. S. g. 0.76.
173. C. Aurantium L. rar. (C. nobilis Lour.). - Djeroek-goelong
M. Limau-gadang M. op Sum. Java, Sumatra, aangeplant.
Het hout is voor houwmateriaal geschikt, fljn van vezel en hard.
De vruchten zijn smakelijk, dik van schil. v. H. S. g. 0.79.
174. C. Aurantium L. var. japónica. - Plantentuin.
mm