
Integendeel, de verwachting werd uitgesproken, dat alleen
door die meerdere kracht bij eene eventueele overeenkomst
gunstige voorwaarden zouden zijn te bedingen.
„Toen de Koninklijke Maatschappij tot begin van December
in gebreke was gebleven aannemelijke, klaar omschreven
voorstellen te doen, werden de onderhandelingen met haar
beëindigd.
„Kort daarna ontvingen wij een aanbod tot verkoop onzer
producten van de Shell Transport & Trading Company
Limited, te Londen. Dit aanbod leidde tot een op den 248*®"
December 1898 gesloten contract, waarbij de afzet van alle
op onze rafflnaderij bereide lichtpetroleum en résidus verzekerd
is. De Shell Transport & Trading Company zal de
producten in hare schepen te Palembang in ontvangst nemen,
die vervoeren naar de verschillende plaatsen van verkoop
en voor eene billijke commissie als agent optreden.”
Aangaande de bronnen wordt in hoofdzaak het volgende
medegedeeld: 1°. Moeara Enim. Een boorgat werd op 738
voet in loopzand gestaakt; tw e e nieuwe bronnen, in het
midden der concessie, werden aangeboord; aan weerszijden
der eindpunten van de lijn, waarin die twee gelegen zijn
en welke thans over 1750 meter oliehoudend bevonden is,
zijn talrijke olie-indicaties aangetroffen. Eene 6® bron, den
17®" Januari 1899 aangeboord, spuit volgens de laatste berichten
eens in de IK uur; een 7® (15 April aangetroffen)
moet gepompt worden. Bij de laatste openstelling in Dec.
1898 bleek bron V, die blijkens het vorige verslag met zooveel
moeite gestopt werd, met onverminderde kracht te werken.
2°. Babat. Bij de overneming van dit terrein was bekend
dat in 8 putten olie was aangeboord, voor het meerendeel
zelf vloeiende, en van zeer verschillend rendement. De diepte
van deze putten bedroeg resp. 200, 580, 790, 1025, 225, 503,
1025 en 824 voet. Sedert werden nog 4 nieuwe bronnen
verkregen, waarvan de eerste drie 530, 396 en 315 voet diep
zijn. Al deze putten liggen in een terrein, dat doet denken
aan eene met olie gedrenkte spons, op een onderlingen
afstand van 100 tot 170 M. De boring wordt in zuidelijke
richting voortgezet. Cpgaven omtrent het waarschijnlijk vermögen
der verschillende bronnen worden alsnog ongewenscht
geacht. Ten einde zooveel doenlijk verzekerd te zijn van
eene regelmatige productie, zal in de tweede helft van 1899,
behalve aan de verdere exploratie der terreinen, met kracht
geboord worden in de nabijheid van het eerste pompstation
van Moeara Enim, Kampong Minjak. De uitzending van
het noodige personeel en materieel voor dat doel zal weldra
zijn afgeloopen.
De directeur geeft voorts eenige mededeelingen over de
pijplijnen, 1® op Moeara Enim, van de rafflnaderij naar het
boorterrein. Daarvan moesten op ult°. Pebr. jl. nog 16 kilometers
gelegd worden; vertrouwd wordt dat de pompsta-
tiens in de tweede helft van 1899 alle gereed en in werking
zullen zijn. 2® Cp Babat: men verwacht dat daar de eerste
olie in de 2® helft van 1900 bij de rafflnaderij zal kunnen
worden aangebracht.
Aan de oprichting der rafflnaderij wordt met groote voort-
varendheid gewerkt. De heer A. Ragosine, die als chef
daarvan zal optreden, kwam in het laatst van November
te Palembang aan. In verband met de overeenkomst met de
Shell Co. werd besloten de opslagruimte voor ruwe olie en
lichtpetroleum belangrijk te vergrooten. Indien geen onvoor-
ziene moeiiijkheden zich voordoen, zal de rafflnaderij einde
December 1899 in werking kunnen wezen.
De hoofdbeginselen van het contract met de Shell Company
zijn de volgende: de Moeara Enim raffineert zelfstan-
dig, op haar eigen werken, al het product, dat zij ter markt
denkt te brengen. De Shell is gehouden die producten af
te nemen tot zulk eene hoeveelheid als de Moeai'a Enim in
de eerste toekomst wel zeker niet bereiken zal. De Shell
betaalt een vasten prijs voor de 3 producten : lichtpetroleum,
residu — dat eene groote toekomst h e e f t—, en tusschen