
w. et A. Mal.-Archipel, Burma. ? Heester. - Deras. Timor,
Brandhout. C. S. g. 0.60. — Gawang. Borneo. — Goegoera
(2 Inocarpus edulis). Noord-Halmaheira. - Kabatje. Borneo.
— Kajoe-kringking. - Kajoe-laka. Lampongs. Dalbergia
sp. (In de vorige uitgave beschreven als Dalbergia Zollin-
geriaua Miq. In K. en V. staat evenwel aangeteekend, dat
dit een klimmende heester is.) Een boom van raiddelma-
tigen omvang, die in moerassige gronden groeit. Het donkerroode,
gevlamde hout, dat schier ijzerhard is, dient als
samentrekkend geneesmiddel, en een aftreksel ervan wordt
ook tot het tanen van zellen of vischnetten gebezigd. Ge
brand geeft het hout wierooklucht van zich. Het is vooi
huisbouw geschikt. S.g. 1.20. St. 0.84. - ?Kajoe-tjoeng
kling. Java. — Ladja. Borneo. Van weinig of geen waarde
G. S.g. 0.82. - Lingga-lingga. Batjan. - Lingoa-batjang
Pterocarpus sp. Ambon. Het hout van dezen hoogen boom
is lichtbruin en onderscheidt zich door vaste, eenigszins
glanzende mergstralen. S.g. 0.79. St. - Lingoa-koening.
Menado. - Lingoa-merah. Menado. S.g. 0.99. - Pasak.
Erythrina sp. Banka. Goed timmerhout, ook duurzaam in
water. C. S.g. 1.20. - S l a n g e t j e s h o u t . Ceram. Lichtbruin
met golvende donkerbruine vlammen. — Tamboen.
Menado. S. g. 0.85. - Tjambang. Mak. Dadok. Sum. Erythrina
sp. - Tjangkring, Dadap-alas. Erythrina sp. Borneo.
Gout.
Onder-familie II. C a b s a l p i n i e a e . K.enV. 2; B. I. 2.
Houtkenmerken. Caesalpinicae: Struotuur gelÿkt op die der Papilionaceae
en is bÿ de verschillende soorten over het geheel dezelfde.
Soms zÿn de concentrische banden zeer regelmatig, de poriën zÿn
altÿd nogal sohaarsch en meest groot. Q.
Id. van A fz e lia hijiiga A . Gray: Spint licht bruin, bÿ jonge boomen
breed, bÿ oude smal. Kernhout roodachtig bruin, hard, dicht.
Poriën matig groot tot groot, vaak ovaal, vaak als door overlangsche
schotten verdeeld, omringd door ovale of hoekige plekken van los,
bleek weefsel, dat soms min of meer concentrisch samenvloeit, duidelÿk
op overlangsche doorsneden. Mergstralen smal, talrÿk, eenvormig
303.
en op onderling gelijke afstanden, golvend, met fraaien glans op ra diale
doorsnede. G.
302. Afzelia bijuga A. Gray. (Intsia amboiuensis Thouars —
Macrolobiuni bijugum Coleb.). Merbo M. Merbaoe M. Ta-
ritih S. Bajang Bg. Mak. Ipi Ceiebes. Kajoe-besi op Timor
en de Molukken. Maroeasei Tl. Echt-kajoe-besi Menado.
I j ze r h o u t . W.-Java Z. I, Celebes, Mal.-Archipel, Philippijnen,
Polynésie, Malaka.
Hg. 30 M. Stam in gesloten stand fraai zuilvormig en weinig vertakt,
aan het strand dikwÿls krom en laag vertakt. Zonder wortellÿsten,
bÿna zonder gleuven. Sohors nogal bros, licht aschgrijs, sap
waterachiig. Bladeren meest 2-jukkig. Peulen groot, plat. Bloemen
met sleohts éen enkel wit bloemblad en lange dikke roode helmdra-
den. Een zeldzame, altijdgroene, min of meer gezellig groeiende boom,
die in de heete laagvlakte en aan de kust gevonden wordt. Het hout
wordt door de inlanders hooggesohat voor huisbouw, en om de groote
sterkte en duurzaamheid geroemd. Cultuur sterk aan te bevelen om
het timmerhout, en wel vooral in de heete laagvlakte van W.-Java,
waar de djati sleoht groeit of slecht hout levert. K . en V.
Hout gestrokt van draad en niet moeielijk te bewerken; dient voor
huis- en scheepsbouw, en wegens zÿne bÿzondere duurzaamheid voor
sohoeiingen of landhoofden van bruggen, in verbinding met nani-
hout. De geroosterde zaden worden op Sumatra gegeten. St.
In de Minahasa komt de boom in de lagere streken voor; nabÿ
de bewoonde plaatsen is hÿ reeds bÿna uitgeroeid. In gesloten stand
bereikt hÿ zeer groote afmetingen ; rechte stammen van 1 M. dik,
die eerst op 20 M. hoogte vertakt zÿn, komen veel voor. Het spint
is smal. Het is een der belangrÿkste houtsoorten van de Minahasa,
en om de buitengewone duurzaamheid, de sterkte, de groote afmetingen
en het fraai gevlamde uiterlÿk hoog in aanzien. Uit een oogpunt
van exploitatie en oultuur is deze houtsoort van belang. Cultu
u r ln het groot is gewenscht. Een particulier zond omstreeks 1896
ruim 3000 M-’. van dit, in de booht van Tomini en bij Kwandangge-
kapte hout, n a ar Amsterdam. Zeer vele van de bouwwerken en groote
bruggen in de Minahasa zÿn van dit hout gemaakt. K.
In de Philippÿnen wordt het hout ip il genoemd en wordt er als
bouwhout goschat. Pas gekapt laat het zich gemakkelÿk bewerken,
maar na eenigen tÿd wordt het hard en lästig te bewerken. Het zou
er door witte mieren worden aangetast, die er zeer verzot op moeten
zÿn. Ph. W.
Wordt volgens W. als meubelhout in Europa aangevoerd, en laat
zieh zeer goed politoereo. S.g . 0.84. St. 0.72—0.78. G. 0.85; ?0.87;
0.90; 0.98; ? 1.02; 1.13.
Ook op Nie uw-Guinea komt, blijkens cen ingezonden monster, eene
I J z e rh o u t- s o o r t voor, die n a a r alle waarschijnlijkheid hiertoe moet
gebracht worden.
A. bijuga Tar. — Kajoe-besi, Kajoe-hesi-koening, Maraboh
M. Bajang Mak. Ipi Cel.