
Hg. 12 M. Stam krom, laag vorksgewijze vertakt. Schors grauw.
Bloemen geel, met paarse vlekken. Vrucht niervormig, zijdelings
samengedrukt met een navelvormigen inham op zijde, niet openspringend,
met eene olierijke kern en dikke, cardol bevattende, sohil,
gezeten op een knots of peervormigen oranjegelen vruchtstee], die
sappig is en door de inlanders om den rinschen smaak wordt gezocht.
Het hout WO) dt in Burma soms voor pakkisten, houtskool, en scheepsbouw
gebruikt. Op Jav a wordt het zeer weinig gebezigd, daar de boom
om de vruchten geplant wordt, en buitendien krom en laag vertakt is.
Uit den stam vloeit soms een gom, die aan de luoht verhardt en in
vuistgroote stukken aan de sohors zit. Opgelost levert zij een goede
brievenlijm. De stof van den vruchtwand veroorzaakt hevige huidont-
steking. Uit de in Br.-Indië veel rauw gegeten kiem, wordt aldaar
braadolie geperst, die olijfolie zou evenaren. Uit den vruchtwand maakt
men blaartrekkendebalsem, van geneeskundig nut, o.a. als een uitwendig
middel tegen eene bij inlanders op Java niet zeldzaam voorkomende
ziekte, waarbij in de voetzolen diepe, pijnlijke barsten komen. De zeer
geschikte, maar tamelijk gevaarlijke c a r d ol-merkinkt voor witte kleeren,
wordt hierult gemaakt. De zaadlobben worden in West-Indië met suiker
tot eene smakelijke borstplaat gebakken. Cultuur om de vruchten aan
te bevelen. K .e n V. Zie ook Dr. M. Greshoff, Nuttige Ind. Planten.
In Malaka heet deze boom Gajns en levert er, behalve de vruchten,
een inférieur hout. S.g. 0.37. R 0.48—0.61. G. 0.52; 0.57.
260. Bouea macrophylla Griff. (B. Gaudaria Bl.). — Qandaria
S. M. ? Goenajah, Kendarah S. Betes Ts. Wetes Tb. Rama-
nia op Borneo. W.-Java Z. I, veel gekweekt; ook in de
Minabasa. Burma, Malaka.
Hg. 20 M. Stam recht, vrij rond, bijna zonder wortellijsten, met
ondiepe gleuven. Sohors nogal taai, donkergrauw, met fijne overlangsche
barsten. Steenvruchten op gele pruimen gelijkend, met dunne
sohil en oranjegeel vruohtvleesch. De kroon van dezen altijdgroenen
boom is zeer dicht en bestaat uit glimmende, dik-leerachtige, tegenoverstaande,
gaafrandige bladeren. Hij groeit verstrooid in altijdgroen
oerwoud op vochtigen grond. Het hout wordt bruikbaar geacht voor
kleinen huisbouw, maar zou niet duurzaam zijn, en wordt hoogst zelden
gebruikt, aangezien de vruchten, rijp en onrijp, rauw en inge-
maakt, zeer gezooht zijn. Cultuur aan te bevelen om de vruchten. K .en V.
Zie ook Dr. M. Greshoff, Nuttige Ind. Planten.
In Malaka heet deze boom Kadongan en wordt er om de vruchten
gekweekt. Het hout is geelachtig-wit, naar het midden bruin wordend,
redelijk hard, en splijt niet bij het drogen. Het wordt voor kris-
scheeden gebruikt. S .g . 0.93. R . 0.77; 0.78; 0.80.
261. B. microphylla Griff. (B. divcrsifolia Miq.). — Raman-
oetan Sumatra (Lampongs), Malaka.
Lage boom. De bloemen en vruchten zijn geel, de laatste eetbaar.
Het hout wordt voor krissoheeden gebruikt. C. Het hout is tameljjk
hard en geschikt voor planken. v. E. S. g. 0.82.
262. Bachaiiaiila florida Schauer (B. arhorcsccns Bl.). — Popohan
S. J. Getasan J. Rengas-manoek S. Makoeranga-rintek Tl
Makoeranga Tl. Kalela Tt. Java Z. I, gebeele Mal.-Arcbipel,
A.-Indië, Malaka, Pbilippÿnen.
Hg. 20 M. Stam recht, rolrond, zonder gleuven of knoesten, soms
nogal hoog vertakt. Schors dun, bros, glad, grauwgrijs, met fljne
overlangsche barsten, met veel kleverig, waterhelder, dunvloeibaar,
niet zwart opdrogend sap. Gelijkt in uiterlijk op Mangga (Mangifera).
Vruchten klein (erwtengroot) lensvormig. Een altijdgroene,
algemeen voorkomende boom, die niet gezellig groeiend, bij voorkeur
voorkomt op periodiek zeer droge gronden, die hoofdzakelijk met altijdgroene
boomsoorten begroeid zijn Hot hout wordt, als te weinig
duurzaam, niet sterk en nogal grof, door inlanders alleen voor tijdelijken
huisbouw gebezigd. Voor ruwe pakkisten wellicht bruikbaar.
Het bevat alleen wit spint. Cultuur niet aan te bevelen. K .e n V .
In Malaka heet deze boom Otak-hudang of Kata-hudang, en zou
or een donkerrood hout hebben met s .g . 0.45. R. 0.51.
263. B. scssllifolia Bl. - Rangas-balang Sumatra, Borneo,
? Java, Malaka, Burma.
Laag boompje. Hout voor huisbouw geschikt. C.
In Malaka heet hij Pao-pipit, P.-hutan of Hahong-ayam_ en levert
er een bleekbruinaohtig, zaoht, grof hout, dat zeer aan splijten onder-
hevig is. S.g. 0.32—0.57. R. 0.49.
264. Cainpnospcrma auriculata Hook. (Buchanania auricnlata
Bl.). — Trantang, Terentang Sumatra, Borneo.
Hooge boom. Een zeer lichte, zachte houtsoort, tamelijk fijn van
vezel, geelachtig; voor planken gebouwen, en ook voor schuitjes. C.
S. g. ? 0.74.
265. C. macrophylla Hook. (Buchanauia raccmillora Miq. B. macrophylla
Bl.). — Terentong, Tarantang, Berentang Banka.
? Medang-sangka Sumatra.
Hooge boom. Voor meuhel- en timmerhout geschikt. C. S.g. 0.35;
? 0.42; ? 0.68; ? 0.85.
266. Di-acontomclou man^ifcrnm Bl. (Poupartia mangifera Bl.).
— Daoe S. Dahoe S. Raoe J. Theuöh Mad. Mabiroe Tt.
Lioe Tl. Kaoeli Tw. ? Laoe Amb. Rauhitoe Mak. Boea-rau
Men. Ngauloe Tern. Java Z. I. II, Borneo, Celebes, Burma,
Malaka, Andaman-eilanden. (In Malaka Bengkuang of
Sengkuang genaamd.)
Woudreus. Hg. 40 M. Stam zuilvormig, hoog vertakt, met 6 of meer
buitengewoon sterke, plankvormige wortellijsten, rolrond, laag gegleufd,
zonder knoesten. Sohors dik, vrij taai, asohgrijs, glad, met ondiepe
overlangsche barsten, met zeer weinig, licht-bruinachtig, kleverig
sap. Bladeren grofgevind met gaafrandige blaadjes. De vrucht is een
ongeveer bolvormige steenvrucht, 3 cM. lang, met 5 hokkigen, van
boven afgeplatten, heenig-houtachtigon steen, die stevig verbonden
is met het sappige, met loodrechte vezels doortrokken vruchtvleesoh.