
Houtkenmerken. Cedrela serrata Boyle: Te onderscheiden van
C, Toona Eoxb. door de veel grootere poriën en de veel duidelijker
geteekendè jaarringen. G.
208. C. serrata Royle (C. serrulata Miq.)* Soerian M. op Sumatra.
Soeren-sabrang J. Voor-Indië, Sumatra, op Java,
gekweekt.
Hoogè woudboom. Gekweekte exemplaren op Jav a reeds 30 M. hoog,
met rechten stam. De boom werd van Sumatra naar Jav a overgebraoht,
en de aanplant slaagt in W.-Java goed. Het kernhout is rood, met
aromatischen reuk. Volgens Brandis wordt het in Voor-Indië zelfs
voor bruggenbouw gebezigd. Het hout is redelijk vast, fraai te bewerken,
môoi gevlamd, en daardoor zeer geschikt voor meubels, en
duurzaam, mits niet blootgesteld aan witte mieren. Het witaohtig-gele
spinthout en hout van jongere boomen verschilt weinig van het kernhout.
Zelfs voor bouwhout is het voldoende sterk. Voor theekisten ia
het uitstekend. Het groeit daarvoor evenwel wat langzaam. Cultuur
om het hout aan te bevelen. Voor wegenbeplanting en reboisaties op.
arme gronden minder geschikt. K . en V. Zie ook Dr. M. Greshoff, Nuttige
Ind. Planten. — Hout warrig en, wanneer men dwars tegen den
draad snijdt, vezelig. Sculpt.
Volgens Cordes bestaan van den Sumatraansohen Soerian drie verscheidenheden
: S. benar of N. hampong, die in de dorpen geplant
wordt en fraaier gevlamd en duurzamer hout heeft dan de andere
soorten, S. rimbo of S. bawang, en S. nasi, wier hout lichter van
kleur en minder duurzaam is. Het hout is over het algemeen lioht en
taai, maar zeer duurzaam, grof van vezel, en een der beste houtsoorten
van de Padangsche bovenlanden. De hooge stammen leveren
balken van 12 M., soms reeds op 10- of 12-jarigen leeftijd. Ook als
schaduwboom voor koffietuinen aanbevolen. C.
Volgens V . Hasselt is het hout voorbeeldeloos duurzaam en ta ai, en
neemt door de jaren in duurzaamheid toe. — Oude prauwen van
Soerian-hout zijn vaak zoo hard, dat zij niet meer door den worm
kunnen aangetast worden. De beste Soerian-soort is de aangeplante,
ook wel Soerian bona (d. i. benar, eoht) genoemd, die vrij snel groeit.
Hooger dan Talangbaboengo komt de Soerian niet voor. Behalve voor
prauwen wordt dit hout ook voor planken gebruikt, en is vooral voor
kisten zeer gezooht. De groote Maleische familiekisten worden vooral
te Lolo van dit hout vervaardigd en overal in de Bovenlanden tegen
goeden prijs verkocht. Oud Soerian-hont is ook voor meubelen zeer
fraai. Het laat zieh gemakkelijk bewerken en fraai poljjsten. v. H.
S. g. 0.45—0.50. G. S. g. 0.48; 0.51.
209. C, serrata Royle Tarj — Soerian-bawang. S.-rimbo Sumatra.
Grooter dan de vorige. Voor planken en kisten. C. S. g. 0.37.
Houtkenmerken. Chloroxylon Swietenia DC.: Hout zeer hard, geel
of orêmekleurig, geen duidelijk kernhout, maar het binnenste hout
tooh donkerder dan het buitenste. Satijnglans. Jaarringen duidelijk.
Poriën zeer klein, gelijkmatig verspreid, enkel of in korte radiale
lijntjes tusschen de smalle, eenvormige, op onderling gelijke afstanden
gelegen, korte mergstralen, die op radiale doorsnede een schoenen glans
vertoonen. G. (Volgens Stone mergsti’alen lang.)
210. Chloroxylon Swietenia DC. - S a tÿ n h o u fc . Vaderland:
droge streken van V.-Indië en Ceylon. Op Java gekweekt
in ’s Lands Plantentuin.
Voor houtsnijwerk niet, maar voor draaiwerk uitstekend geschikt
bevonden. In Engeland geïmporteerd en hier en daar voor flj n schrijn-
werk gebezigd. In V.-Indië voor landbouwwerktnigen gebruikt. Cultuur
om het hout, en m .h .o . op den goeden groei in ’s Lands Plan tentuin,
aan te bevelen. In de jeugd moesten daar de boompjes ge-
steund worden. Volgens Brandis blijft in Centraal Voor-Indië de boom
klein en wordt in Zuid-Voor-Indië grooter (tot 14 M.) K .e n V.
In de Philippijnen Alintatao geheeten. Aldaar sleohts in kleinere
afmetingen aan de markt. Het hout wordt er zeer geaoht voor meubelhout.
Ph, W. S.g. 0.78—1.04. P. 504—1059. G.
Houtkenmerken. Dysoxylum: Hout roodachtig, matig hard. Poriën
duidelijk op overlangsche doorsnede, matig groot tot groot, vaak als
door overlangsche schotten verdeeld of in korte lijntjes gegroepeerd.
Mergstralen smal. Concentrische lijnen bij sommige soorten duidelijk. G.
211. Dysoxylum acutangulum Miq. - Ambaloe, Tembaloe, Mem-
baloe ? Java, Banka, Sumatra, Borneo. C. B.
Een boom van aanzienlijke hoogte en zeer zwaar van stam. Op
Sumatra, Borneo en Banka is het hout geler en veel fraaier gevlamd
dan op Java, zoodat men geneigd zou zijn aan variëteiten te denken.
Het hout, dat wel op satijnhout gelijkt, is zeer vast, warrig, golvend
van weefsel en moeielijk te bewerken. S. g. 1.07. St. 0.79 ; 0.91.
212.
213.
D. acutangulum Bl. (? dezelfde als de voorgaande). —
Wesar Tl. Besar Tt. Tb. Mawewesar Tt. Mahalangsot Tb.
Malansot Tt. Celebes, Banka.
In een groote wagenmakerij te Kakas (Celebes) wordt dit hout
gebruikt voor naven, vellingen en spaken. Na Toembaiva-rendai
{Dysoxylum densiflorum), moet dit hout er het best zijn voor dit doel.
Het is donkerder van kleur en veel grover van draad dan dit laatste. K .
Voor materialen bij huisbouw enz. C. S. g. ? 0.84; ? 0.89.
D. alliaceum Bl. (D. acnminatissimnm Bl.). — Ki-baivang
S. Pisitan-monjet S. ? Ki-sigoeng S. ? Tanglar-monjet. Java
Z. II, West-Sumatra, Ambon, ? Borneo, ? Malaka.
Hg. 25 M. Stam nogal recht, met kleine wortellijsten en ondiepe
gleuven, nogal laag vertakt. Schors bros, donkergrauw, met veel fijne,
dwarse en overlangsche barsten. Bladeren grof gevind. Schors, bladen