
A I
i !
1 !
I ;
voor timmerhout, doch de maleier gebruikt het slechts
voor het maken van windmolentjes. Ook levert deze boom
getah. V. H. — Sendok-sendok. Borneo. — Si-bare-bare, Si-
bari. M. Sumatra. Hout vrij fijn van draad en hard, wel
geschikt voor timmerhout, doch door de maleiers slechts
als brandhout gebruikt. v. E. S. g. 0.39. — Si-barô-barô. M.
Sumatra. Hout hard en deugdzaam, zeer fijn van weefsel,
en uitnemend geschikt voor werkhout. Veel gebruikt voor
ploegen en rijststampers. v. H. — Si-param. Sum. Voor
huisbouw. V. H. — Si-tjere. Sum. Brandhout. v. H. — Tinro-
tinro. Celebes. Timmerhout. 0. S. g. 1.00. — Toebak-boewah.
Borneo. — Wanaiian. Menado. — Wanoete. Menado.
U r t i c a c e a e . B. III. 1.
Houtkenmerken. Urticaceae: De houtsoorten van deze familie zijn
verschillend van struotuur. Zij komen evenwel hierin o\ereen, dat de
mergstralen gewoonlijk duidelijk zijn, smal tot matig breed, en niet
zeer talrijk. Meest zijn het lichtere houtsoorten. De volgende drie
structuurtypes kunnen worden ondersoheiden :
I. Artocarpus-Vj\jb'. Poriën alleen of in groepen, niet in concentrische
Ijjnen [Artocarpus, Morus, A n tia ris, Trema).
II. Ulmus-ri-çe : Poriën gegroepeerd in min of meer concentrische
of schuinsche lijnen [Celtis).
III. iricMS-type : Poriën zeer sohaarsch. Het hout bestaat uit afwisselende
lagen van zaoht en hard weefsel [Ficus). G.
712. Antiaris toxicaría Leseli. — Pohon-oepas M. Äntjar J. Ipo,
Nipo op Celebes. Ipoeh Sum. Siren Borneo. Oepasboom.
J a v a a n s c h e Gi f t boom. Java, Celebes, Sumatra, Borneo,
Malaka, Br.-Indië.
Hout voor pakkisten bruikbaar. Sap zeer gevreesd, en daarom bijna
nooit gekapt. Daarbij zeldzaam. Een andere javaansche soort, ook A n tja r
geheeten, is niet giftig. (Het witte melksap daarvan smaakt niet bitter,
en dat van de g-iftige soort intens bitter.) K. Fl. W.
Boom van middelbare hoogte, die niet veelvuldig voorkomt. De
beruchte „Gliftboom”, wiens eigenschappen bij later onderzoek bleken
overdreven te zijn voorgesteld, hoewel het sap venijnig is, en het
Javaansche pijlvergift leverde. Het hout is wit, licht, heeft een fijne,
lange en gesloten vezel, is buigzaam en vrij sterk, dooh duurt niet
lang en is geneigd tot soheuren. v. M.
713.
In Malaka heet hij Ipoh- of upas-hoom, bereikt er kolossale afmetingen,
en heeft giftig melksap, dat door de Sakais als pijlgift wordt
gebruikt. S. g. 0.59. B . , ^
Bast dik, grijs. S. g. 0.38. G. 0.50. Zie verder Dr. M. Oreshoff, Nutt.
Ind. Planten, en Indische Tergiftrapporten (2de uitg. 1902).
Houtkenmerken. Artocarpus: "Weinig verschil in bouw. Kernhout
matig hard tot hard, eerst geel, later bruin wordend. Poriën matig
groot tot groot, bevatten meestal eene witte zelfstandigheid, en zijn vaak
omgeven door een ring vau lioht gekleurd, zaohter weefsel, duidelijk
zichtbaar op eene overlangsche doorsnede. Mergstralen smal tot matig
breed, duidelijk, niet talrijk. G.
Artocarpus î altissima T .e tB —• Kloetoem-regis Sumatra.
Een kolossale, statige woudboom. Hij komt voor in de Lampongs
en in de Z. W.-streken van Palembang op hooge gronden. Het hout
is bruin gevlamd, vast van weefsel en gestrekt van draad ; het laat
zieh gemakkelijk bewerken. Ook het kloetoem behoorde weleer tot
het kajoe-radja en diende uitsluitend tot het maken yaopentja-langs
(boomsohuiten), die bij eene lengte van 20 M. somwijlen 2.50—3 M.
breedte hebben. De vaartuigen kunnen 50—60 jaren duren, zoodat
alles voor het gevoelen pleit, dat van deze kostbare houtsoort met
het beste gevolg voor den scheepsbouw zou kunnen worden gebruik
gemaakt. Het ware ook daarom wenschelijk, dat men de aankweeking
van dezen boom in daartoe geschikte strekeu trachtte te bevorderen
of uit te breiden. S. g. 0.84. 8t.
714. A. Blumei Trécul — Penda J. Kokap Mad. Teureup S.
Treup S. Terep S. ? Boenda S. ? Boeda S. ? Bedjok M.
Wi l d e Br o odb o o m. Java, Borneo.
Hout bruikbaar voor huisbouw, maar niet bijzonder duurzaam ;
best voor pakkisten. In groote afmetingen. K. PI. W.
Melksap wit, niet bitter; vruoht als van den broodboom (N”. 718);
bladen ’/<>—‘L U- lang, met diep ingesneden rand. Kd.
Aan de monden der rivieren. Het melkachtige sap, met dat van
andere planten, wordt tot vogellijm bereid en ook tegen bloedloop
ingenomen. Van den hast wordt een vrij sterk, roodachtig touw gemaakt;
het hout wordt licht door witte mieren aangetast, en daarom
slechts voor rijstblokken gebruikt. De bladen worden als onderlaag
van de rijst in de padimagazijnen gelegd [lilip-pare). De vruchten
zijn niet zoo lekker als die van nanglca-heurit [Ä. integrifoUa). Hssk.
Het bout is wit met zwarte strepen en vlammen, grof en min deugdzaam.
Het komt dikwijls in aanzienlijke afmetingen voor, doch is niet
veelvuldig in gebruik. Bij doelmaüge bereiding zou echter vau dit
hout voor vele doeleinden partij kunnen getrokken worden. v. M.
Sculpt. S .g . 0.31; ?0.40.
715. A. dimorpliophylla Miq. — Poerin Banka.
Hooge boom. Levert hard hout voor rijstblokken. C. S. g. 0.67.
716. A. glauca Bl. — Java.