
128.
129.
Voor roeiriemen van prauwen en sloepen is het hijzonder geschikt.
C.
Hout oranjegeel, middelbaar van draad, tamelijk hard, splijt een weinig,
en wordt gebruikt voor kisten. S .g . 0.80. Maingay. 0.37; 0.45; 0.49.
Volgens Cordes komen verscheidene Pierospermurn-soorten onder
den algemeenen naam van Bajoe of Bajoer voor op Sum. Westk.,
längs de oevers der rivieren. Het zijn uitmuntende houtsoorten, tamelijk
licht, doch zeer sterk en taai, lichtrood; bij voorkeur voor planken,
doch ook voor binnenwerk, roeiriemen enz. geschikt.
P. javauicuin Jniigh. (P. parvifoliiini Miq. P. Bluineauum
Kortii. P. sulbei'ifolium Bl.). — Bajoer S. J. Tjajoer S.
Walang of Wadang J. Wajoe J. Bendjoer Mad. Java Z. I,
Sumatra, Borneo, Burma, Anam.
Hg. 45 M. Stam zuilvormig, hoog vertakt, nagenoeg zonder wortellijsten
of gleuven. Zonder knoesten. Schors taai, donkergrauw, met
diepe overlangsche barsten en afschilterend, met weinig kleurlooze
gom. Bladeren kaneelbruin behaard. Ben loofverliezende, soms min of
meer gezellig groeiende boom, die algemeen voorkomt op vochtigen
grond in altijdgroen oerwoud, doch ook op drogen grond in loofverliezend
bosch. Het hout wordt om sterkte en duurzaamheid hoog
geschat, en veel voor huisbouw, vaartuigen en bruggen gebezigd. Het
is in lange afmetingen en nogal veel te krijgen. Het kernhout is zeer
breed, bleekroodbruin, middelmatig zwaar, reukeloos. Door een euro-
peeschen houthandelaar van Java is het sedert een paar ja a r (1894)
met eenig succès aan de markt gebracht. Cultuur is sterk aan te
bevelen om het duurzame timmerhout. In streken, waar periodiek niet
al te groote droogte heerscht, is het ook geschikt voor wegenbeplanting.
K. en V.
Hout lichtbruin, warrig, goed te bewerken. Sculpt.
S.g. 0.47; 0.55.
Houtkenmerken. Sterculia: Hout meest lioht, zacht, vaak spons-
achtig. Poriën groot. Mergstralen matig breed of breed, zeer duidelÿk
zichtbaar op radiale doorsnede. G.
Sterculia Blumei Don. — Hantap-paraj (? Hantap-batoe),
Java.
Zeldzame boomheester zonder nut. K. en V. S. g. 0.42.
130. S. campauulata Wall, ex Mast. (Pterocymbium javauicum
R. Br.). - Bineng Mad. Wining J. Moenoeng J. Woenoeng J.
Sriwil J Tolok J. Tongtolok S. Beurih S. Hantap-heulang S.
Java (vooral Midden- en Oost-Java) Z. I. Malaka.
Een zeer hooge boom (40 M.), met zuilvormigen, hoog vertakten
stam, zonder wortelljjsten of gleuven, en mot vuistgroote, wrat-
achtige litteekens van afgevallen takken. Sohors dik, taai, grauwgrijs,
en nogal glad, met fljne barsten. Bloemen donkerviolet in groote
pluimen. Vruchten sohuitvormig, vliezig, 8 o.M. lang, 3 - 5 bijeen
gezeten, eik op een dun steeltje. In Oost- en Midden-Java is deze loofÎ
ulalM
verliezende boom zeer algemeen, vooral in loofverliezende %sschen.
Hij groeit niet gezellig. Het hout, hoewel in groote afmetingen en
hoeveelheden te krijgen, wordt als te weinig duurzaam en sterk niet
gebruikt. Voor ruwe pakkisten is het geschikt. Het bevat alleen wit spint.
Geimpregneerd zal het waarschijnlijk bruikbaar zijn. Aanplant is aan
te bevelen voor pakkistenhout, en ook misschien als sierboom. K. en V.
In Malaka heet hij K luet of Kulunot en heeft grijshruin, niet
duurzaam hout. if. S g. 0.27.
131. S. colorata Eoxb. (Firmiana colorala R. Browu). — Han-
tap-oetan S. Sunda-eilanden, V.- en A.-Indie, Ceylon.
Een boom van 20 M. hoogte, met reohten stam; hout vuilwit, wordt
voor gewoon gereedschap gebruikt. v. E . I
Schors grijs. Hout grijs, zeer zacht. S. g. 0.38. G. 0.29.
132. S. foetida L. - Kepoeh J. S. Mai. Djangkang J. Klom-
pang Mad. Maroekapes Tt. Djankang op Borneo. Java Z. I,
Celebes, Molukken, Zuid-Voor-Indie, Burma, Costelijktrop.-
Afrika, Noord-Australie.
Hg. 35 M. Stam zuilvormig, hoog vertakt, meest ondiep gegleufd,
dikwijls met kleine, laag aangezette wortellijsten, met weinig knoesten.
Schors dik, hard, taai, grijs, glad, eenigszins schilferend, met
weinig overlangsche barsten. Grelijkt veel op Bomhax malabaricum DO.
{Eandoe-alas J.). Bloemen evenwel vuilpurper, zeer stinkend (als
skatol). en vrucht eon groote, kort gesnavelde kokervrucht, die na
het openspringen hartvormig wordt. Een loofverliezende, zeer algemeene,
niet gezellig groeiende boom, die voorkomt op periodiek droge
gronden in loofverliezend bosch. Ofechoon het hout in groote afmetingen
en hoeveelheden te krijgen is, wordt het om de geringe sterkte
en zeer geringe duurzaamheid niet voor huisbouw gebruikt. Soms
voor kano’s. Voor pakkisten is het geschikt. Het bevat alleen spint. De
zaden smaken zoet en worden soms als voedsel gebruikt. Cultuur met
aan te bevelen, tenzij voor pakkistenhout op slechte gronden. K. e n V .
Hout grijsaclitig bruin, tamelijk zacht, zeer gemakkelijk te bewerken.
Sculpt.
Hout zonder waarde. 8. g. 0.42—0.46. G. 0.53.
133. S. jaxanica R. Brown. - Ini. namen weinig zeker. Ban-
tap-gede S. Hantap-dapoeng S. Hantap S. Kalong J. Ka-
longan J. Java Z. I. II.
Hg. 20 M. Stam recht, laag vertakt, soms met kleine wortellijsten,
met ondiepe gleuven, en met knoesten. Sohors dik, zeer taai en nogal
hard, grauw, met diepe overlangsche barsten. Een loofverliezende, m
Oost- en Midden-Java algemeene boom, die niet gezellig groeit, en vooral
in loofverliezende bosschen, op periodiek droge gronden voorkomt.
Het hout is bros, grof en weinig duurzaam, en wordt daarom voor
huisbouw niet gebruikt. Soms voor kano’s. Waarschijnlijk geschikt
voor pakkisten. De zaden smaken zoet en worden als onechte P rana-
djiu'a J. inwendig gebruikt tegen borstkwalen (tering), voor welk
doel evenwel de bitter smakende vruchtjes van den buitengewoon
zeldzamen, echten Prana-djhva (Euchresta Horsfleldii Miq., een