
en mocht men zich vielen met de verwachting, dat deze
weldra door de aanboring van nieuwe putten kon worden
gecompenseerd.
In een der noordelijke concessiën (Boekit Mas) waren
reeds verscheidene boringen gedaan op zeer uiteengelegen
plaatsen ter verkenning van het terrein. Daarbij was de
overtuiging bevestigd, aanvankelijk gegrond op het voorkomen
van talrijke natuurlijke vindplaatsen, dat men met
een rijk olie veld te doen had, immers in 1896 werd een
put aangeboord, die ± 800 vaten ruwe olie per dag opleverde.
En hoe teleurstellend het feit nu ook was, dat die
put na eenige maanden te zijn afgesloten geweest, bij her-
opening geen olie maar alleen gas gaf, de wetenschap, dat
men met een olieveld te doen had, kon daardoor niet worden
te niet gedaan.
Terwijl vroeger de boringen meer het karakter droegen
van verkenningen, wijl het oude concessieveld meer olie
gaf dan men verwerken kon, werd nu met grooter kracht
het boren voortgezet in de nabijheid der natuurlijke vindplaatsen,
en al is nog geen bericht ontvangen van het aan-
boren van een spuitende bron, bij het boren werden herhaaldelijk
feiten geconstateerd, die het vertrouwen
versterben, dat vroeger of later ook in dit concessieveld
boringen met succès zullen worden bekroond.
Intusschen bepaalde men zich niet tot het boren op dit concessieveld,
maar werden ook de boringen voortgezet op
verschillende plaatsen in het oude concessieveld in de hoop
nieuwe pools, zij het ook op grooter diepte, aan te treffen.
Volgens de door de Mij. gepubliceerde berichten is de
productie van alle putten op het oude concessieveld te
zamen teruggeloopen van ongeveer 18000 vaten (van 159 L.)
ruwe olie per dag tot + 8000 vaten in Juni en ± 4000
vaten in September en aan dit laatste bericht verminderde
de productiviteit nog langzaam. De vraag hoever die vermindering
zich zal uitstrekken is niet te beantwoorden.
Een gevolg van die vermindering is een kolossale teruggang
der aandeelen, daar die in Februari 1899 slechts genoteerd
stonden op 210 pCt.
De toenemende productie der Kon. Maatschappij blijkt
u it de volgende tabel:
Productie in kisten.
1892 .......................................... 142.579
1893 .......................................... 401.370
1894 .......................................... 1.042.943
1895 .......................................... 1.334.249
1896 .......................................... 1.851.512
1897 .......................................... 4.564.987
1898 .......................................... 5.479.294
Kist of unit berekend op 37.8 Liter, verpakt in 2 blikken
en deze in een houten kist.
Een blik in de toekomst vinden wij in „de Telegraaf”
van 26 Oct. 1898 van den volgenden inhoud:
Tot en met 30 September 1898 werden aan geraffineerde
olie geproduceerd 4.813.000 units, of reeds meer dan in het
geheele vorige boekjaar. Hierbij mag nu niet uit het oog
worden verloren, dat over het thans loopende boekjaar voor
het eerst het volle bedrag van het aandeelen-kapitaal par-
ticipeert in de winst, waardoor natuurlijk - alles overigens
gelijkblijvende — het dividend in verhouding lager zou zijn
en voorts dat de productie in de laatste maanden op onrust-
barende wijze is verminderd. Aan w in st is de laatste 3
jaren gemaakt: in 1895 / ’1.260.740; in 1896 /■1.654.189 en
in 1897 /■ 2.776.980. Hoe groot de w in st in 1897 is geweest,
leert de volgende becijfering:
Blijkens het verslag over dat jaar had de maatschappij
op 1 Januari 1897 in voorraad 395.539 units geraffineerde
o lie ; geproduceerd werden - zie boven - 4.564.987 units,
totaal 4.960,626 units. Op 1 Januari 1898 waren onverkocht
1.054.912 units, ergo is de w in st ad f 2.776.980 verkregen