
J
Van de monsters No 10 en 11 is No. 11 uit de bron
Tjibodas Tanggah in het district Madja Lengka door Von
Baumhauer onderzocht. Deze olie was dun vloeibaar en
leverde dan ook eene veel lichtere olie bij de destillatie op
en we l van 0.7582 spec. gew. en een kookpunt van 105° 0.
Ook Dr. C. L. van Vlaanderen onderzocht deze olie en
verklaarde haar ook van zeer goede kwaliteit, zelfs beter dan
de Amerikaansche soorten; bij destillatie verkreeg hij daaruit:
7.4 pOt. naphta van 0.735 spec. gew.
6 7 .— „ door zwavelzuur en bijtende soda gezuiverde lampolie
van 0.799 spec. gew.
12.6 „ vast wordende olie met 1.7 pOt. paraffine.
1. — „ kool.
De gezuiverde lampolie was volkomen kleurloos, had een
aangenaam aetherischen reuk en verbrandde met een helder
w it licht.
Monster No. 12, dat zeer onzuiver en bruin van kleur is,
werd niet nader onderzocht.
Monster No. 13 is afkomstig van eene bron bij de Dessa
Dandang-Ilo in het district Tinawoen, afdeeling Bodjo-neggro,
residentie Rembang en werd eveneens door Von Baumhauer
onderzocht. Bij destillatie in een stroom droog koolzuur
verkreeg hij oliön van 0.8017, 0.8544, 0.9024 en 0.9348 spec,
gew. en respectievelijke kookpunten van 124°, 180°, 240°
en 285° C.
Sumatra. — No. 14 en 15 zijn afkomstig uit dezelfde bron
de Minjak Lingi in de afdeeling Lematang Ilir, residentie
Palembang. Beide monsters, onderzocht door Von Baumhauer,
bestaan uit eene taaie, strooperige, zwartbruine massa, die,
na vooraf eenigen tijd op een warme plaats verwarmd te
zijn geweest, bij destillatie tusschen 200 en 250° 0. 12 pCt.
eener olie leverden van een spec. gew. van 0.8438 en een
kookpunt van 192° 0. en ten slotte een destillaat leverden, dat
bij afkoeling vast werd en dus paraffine bleek te bevatten.
Monster No. 16 is dun en donkergeel van kleur. No. 17
is zeer dik, troebel en bruin van kleur.
Monster No. 18. - Het eerste onderzoek der Langkat-
petroleum, uit de bronnen gelegen aan het zijriviertje Bangkallan
Papan, werd in 1880 door Dr. Cretier verricht. De
destillatie producten waren olie van
op 1 3 0 -1 8 0 ° C. 21.2 pCt., kookpunt 130°, spec. gew. 0.78
„ 1 1 0 -2 2 5 ° „ 2 8 .- „ „ 165° q.796
„ 2 2 5 -2 4 0 ° „ 1 0 . - „
Volgens zijne opgave bevat zij dus 59.2 pCt. zeer goede
brandolie, zoodat zij beter is dan de Amerikaansche.
Een tweede onderzoek van denzelfden scheikundige van
Langkat-petroleum, doch nu van de bron te Telaga Toenggal,
leverde de volgende uitkomst:
Petroleumaether................... 45.20 pCt.
Lampolie................................. 38.06 „
Smeerolie en verlies . . . . 16.74 „
Ook zijn er analyses verricht door den Heer W. J. E.
Hekmeijer op verzoek van de Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot exploitatie van petroleumbronnen in Neder-
landsch lndie. De ruwe olie door hem onderzocht is ook van
de bron te Telaga Toenggal; hij beschrijft haar als eene
lichtbruin gekleurde vloeistof, dun vloeibaar, fluoresceerend,
die bij rustig staan een gering bezinksel afzet.
Het spec. gew. bij 15° C. is 0.8043 en het kookpunt 116° C.
Bij destillatie enz. bleek zij te bestaan uit:
Petroleumaether, benzine e n z ............. 23.50 vol.pCt.
Petroleum (lam po lie)............................ 47.55
Smeerolie, paraffine enz....................... 26.50
’^^•^Bes.............................................................. 2 J 5 I
100. -
De hoeveelheid ruwe paraffine was minder dan 1 pCt. en
de hoeveelheid zwavel slechts 0.01 pCt.
De petroleum (lampolie) is waterhelder, uitmuntend als