
w
Houtkenmerken. Dodonaea viscosa Jacq.: Hout bijzonder hard en
dicht, donker bruin, soms zwart gevlekt. Spint bleek. (?) Jaarringen
geteekend door smalle witte lijnen. Poriën zeer klein, verspreid of in
korte radiale lijntjes. Mergstralen smal, zeer talrijk, hun onderlinge
afstand gelijk aan de doorsnede der poriën. Q.
241. Dodonaea yiscosa Jacq. (D. Bnrmanniana DC.). — Tjantigî
S. Krèsèk J. Tèngsèk J. Kqjoe-wesèn J. Kisig J. Kèsè J.
Motongsi Pk. .Java Z. I. III. Tropen der geheele wereld.
Hg. 15 M. Stam meest nogal krom, knoestig en laag vertakt. Schors
grauw. De driehoekige gevleugelde vruchten zijn zeer karakteristiek.
Een altijdgroene, gezellig groeiende, plaatselijk zeer algemeene boom-
heester, die ôf aan het strand, ôf in de Se zone voorkomt, vooral op
droge standplaafsen. Het hout is buitengewoon hard en zwaar, en
wordt zeer duurzaam geacht. Het is te klein voor bouwhout en zeer
gezooht voor wandelstokken. Bij reboisaties van kale berghellingen is
het reeds met goede resultaten in M.-Java door het Boschwezen gebezigd.
K .e n V . S.g . 1.20—1.25. O.
242. Erioglossnni ednle Bl. (E. ruMgînosnm BL). — Ki-Majoe
S. Ki-lajoe S. Tüajoe S. ? Ki-hidoeng S. Klajoe J. Kélajoe
J. Katüqjoe J. Java Z. I. II, Mal.-Archipel, Oost,-Azië„
Australië.
Hg. 15 M. Stam meest krom, laag vertakt. Sohors grauw. Een
algemeene, verstrooid groeiende boom, die bij voorkeur in loofverliezende
bosschen groeit. Hout om de kleine afmetingen zelden be-
nut. K. en V.
In Malaka heet hij Mertayam of KeÎat-layu. Het hout is roodachtig
wit, fijn van draad, hard, weinig onderhevig aan splijten. S. e. 0.86.
E. 0.54 G. 0.57. s t- J 8
243. Ganophyllnm falcatnm Bl. - Ki-angir S. Mangir 1. Taxa
Z. I. II, Nieuw-Guinea, Philippijnen, Australië.
Woudreus. Hg. 40 M. Stam fraai zuilvormig, soms met zeer kleine
wortellijsten, rolrond, meestal met weinig gleuven en zonder knoesten,.
hoog vertakt. Sohors bruinrood, beneden afschilferend in papierdunne
stukken, boven minder schilferend en daar bruinachtig grijs. Een
vrjj algemeene, verstrooid groeiende boom, die bjj voorkeur op periodiek
waterarme gronden en in loofverliezende bosschen voorkomt. Het hout
wordt om de sterkte en duurzaamheid geroemd, en is in zeer groote
afmetingen te krÿgen. De sohors wordt soms gebruikt als surrogaat
voor zeep. Voor cultuur, ook tusschen djati, aan te bevelen om de
bijzonder goede eigenschappen van het hout. K. en V.
244. Harpullia cupanioïdes Roxb. (2 H. thanatophora Bl.). —
Pendjalinan J. Kajoe-kaleh M. ? Koenter-gawa op N.-Guinea.
•Java Z. I, Sumatra, Borneo, Malaka, Burma, Andamanen.
Hg. 20 M. Stam soms nogal recht, vrjj hoog vertakt, zonder wortellijsten.
Sohors bros, grauw. Vruchten bruinrood, openspringend, en
dan de zwarte, door den oranje zaadrok gedeelteljjk hedekte zaden
vertoonend. Een verstrooid groeiende boom, die vooral op periodiek
waterarmen grond in djatiwouden voorkomt. Geen nut bekend. K .enV ..
S.g. 0.64. G. 0.77.
Houtkenmerken. Nephelium: Hout rood, hard, met in het oog
valiendo, golvende, concentrische handen. G.
245. Nephelinm eriopetalum Miq. - Rangong Banka.. Bedaroh
Sumatra.
Lage boom. Goed timmerhout. C. S. g. 0.66.
246. N. juglaudifolium Bl. — Lengsir, Lengsar S. W.-Java in
het gebergte.
Hg. 30 M. Stam nogal recht, rolrond, met enkele knoesten en gleuven,
vrÿ hoog vertakt. Sohors donker grauwbruin, ruw, in kleine,
onregelmatige stukjes afschilferend. Een zeldzame boom; houteigensohappen
onbekend. K .e n V.
247. N. lappaceum L. - Ramboetan S. J. Mai. Malaka. Op Java
en andere eilanden van den Mai.-Archipel gekweekt en
verwilderd.
Hg. 25 M. Stam meestal recht en hoog vertakt. Schors donkergrauw.
In den vruchttijd een sieraad der dorpsboschjes. Dan trekt
deze altijdgroene boom reeds van verre de aandacht door de tallooze,
scharlaken, lang-gestekelde, eigroote vruchten, waarvan het rood fraai
afsteekt tegen het donkergroen van het loof. Het hout wordt zelden
gebezigd, om reden de boom om de vruchten wordt gekweekt. De
zaadrok der rÿpe vruchten wordt nl. rauw gegeten. Zie daarover en over
de variëteiten van dezen boom de publicaties der Vereeniging tothe-
vordering van de ooftteelt in N.-I., o.a in de Jaarhoehjes dier vereeniging
en in Teysmannia. K .e n V.
Het hout is grof, zwaar en rood, doch niet sterk, en wordt door
witte mieren enz. aangetast; echter gebruikt men het wel eens voor
bouwhout. Op Sumatra gebruiken de inlanders het voor spilhoofden
van waterwielen en rÿstmolens en voor stampblokken. v. H.
S .g . 0 .5 6 -1 .0 4 . B. 0.47; 0.57; 0.69; 0.93.
248. N. Litchi Cambess. (Litchi cbinense Radik.). - Litjeh,
Litji, Kelingkeng. Oorspronkelijk uit China, in Indië gekweekt.
Een sohoone boom met uitgespreide takken. De bloemen zijn geelwit.
Het hout is geschikt voor bouwhout. De vruchten, die eenigszins op
ramhoetan gelÿken, worden gegeten. Hssk.
De gedroogde vruchten worden uit China naar Jav a veelvuldig uitgevoerd
en vooral door vrouw-en gaarne gegeten. Filet. S. g. 0.90—
1.09. G. 0.74.