
!
Als schaduwboom voor koffietuinen schijnt hij geschikt te zijn, mits
behoorlijk opgesnoeid in de jeugd. K. en V.
Schors dik, grauw. De bloemen zijn lichtpaars, welriekend, en gelijken
op seringen; de vruchten zijn geel en blijven lang aan den
boom. Brandis.
Het hout is taai en voor gereedschappen geschikt, doch niet in
groote afmetingen te bekomen. Het bezit weinig of geeii looizuur, en
wordt daarom met voordeel gebezigd, b.v. voor de klapraderen der
indigo-fabrieken. v. M.
Dit is de „ P e r s i a n L i l a c ” der Engelschen en de „ L i l a s d e s
I n d e s ” van de Franschen, met roodachtig kernhout, dat gemakkelijk
te bewerken is, zich goed laat politoeren, en voor het vervaardigen
van meubels dient. W. Sculpt.
S .g . 0.56—0.64. P. 596. Q. S.g. ?0.42; 0.57; 0.61; 0.64; 0.67.
Houtkenmerken. Sandoricum indicum Cav.: Spint grijs, kernhout
rood, matig hard, dicht, laat zich goed poljjsten. Poriën klein, ovaal,
als door overlangsche schotten verdeeld. Mergstralen smal, golvend,
niet in het oog vallend, op radiale doorsnede als lange smalle banden. G.
225. Sandoricum indicum Cav. — (De soort S. nervosum Bl.
komt bjjna gebeel overeen met deze soort. Inl. namen op
Java dezelfde.) Sentoel J. S. Ketjapi S. Ketjapi-monjet S.
Sentol Mad. Wasoeoe Tt. Sontol M. Sandori M. Kitjapi M.,
ook op Sumatra. Ai-oelit Amb. Java Z. I. II, Celebes, Mal.-
Arcbipel, Acbter-Indiö, Malaka.
Hg. 25 M. Stam soms zuilvormig en hoog vertakt. Zonder wortelljjsten,
bjjna zonder gleuven. Schors dun, bros, grauw, met fljne
barsten. Door het relatief gering aantal ongedoornde, hooge javaansche
boomen met drietallige groote blaadjes en de groote, eetbare, besachtige
steenvruchten (jong ; melksaphoudend), niet moeiljjk in het bosch
te herkennen. Een niet algemeene, altjjdgroene, verstrooid groeiende
boom, die in altjjdgroen oerwoud voorkomt, en in de meeste grootere
dorpen wordt gekweekt. Hout veel voor planken en ruw huisraad
gebezigd, doch weinig duurzaam geacht. Kernhout rood eu grof. Cultuur
aan te bevelen om vruchten en hout; waarsohijnljjk ook in
reboisaties m. h. o. op irrigatie geschikt. K . en V.
In Malaka Sentol geheeten, en aldaar een zacht en wit hout ople-
verend van geringe qualiteit. S. g. 0.44—0.57. B. 0.58. G. 0.55;
0.58; 0.65.
Houtkenmerken. Swietenia macrophylla K in g : Hout lioht rood,
matig hard. Poriën klein, schaarsch. Mergstralen smal, hun onderlinge
afstand ongeveer geljjk aan de doorsnede der poriën. Soms concentrische
banden van licht weefsel, die missohien jaarring-grenzen zjjn. G.
226. Swietenia macrophylla King. — Vaderland trop.-Amerika.
Een fraaie boom, die veel weerstandskrachtiger is dan de S. Mahagoni.
Het hout geljjkt er veel op, maar schjjnt van minder qualiteit
te zjjn, hetwelk evenwel eerst later zal knnnen bljjken. S.g. 0.56. G.
Deze boomsoort, die nauw verwant is aan het M a h o n i e h o u t , j»
op Java door den Plantentuin ingevoerd eo groeit er snel en krachtig
op relatief onvruchtbaren grond. K . en V.
Houtkenmerken. Swietenia Mahagoni L .: Hout hard, roodachtig
bruin, gemakkeljjk te bewerken. Jaarringen geteekend door een doorloopende
lijn van poriën. In het herfsthout weinig of geen poriën.
Poriën matig groot, schaarsch, gelijkmatig verspreid, vaak als door
overlangsche schotten verdeeld, soms met harsaohtige stoffen gevuld.
Mergstralen zeer kort, zeer talrijk, matig breed, éénvormig en op onderling
geljjke afstanden, op radiale doorsnede met fraaien glans. G.
227. S. Mahagoni (2 L. 2 Jacq.). - M a b o n ie . Inbeemscb in
Z.- en M.-A.merika. Dâar tot 1000 M. zeeboogte. Op Java naar
bet sebijnt in de beete laagvlakte bet best groeiend.
Een altjjdgroene boom, die door zaad gemakkeljjk wordt voortge-
kweekt, en reeds op jeugdigen leeitjjd vrucht draagt. Het hout i»
vooral in Europa zeer gezooht voor meubels; volgens Brandis ook
voor scheepsbouw. Het kernhout is zeer breed, roodbruin, en z ^ r
duurzaam. Door het Boschwezen wordt deze boom aangeplant. De
m a h o n i e heeft te lijden van de larven van een klein nachtvllndertje,
die in de takelnden leeft en die doet sterven. Cultuur op Jav a sterk
aan te bevelen. K .e n V . , , c ? #
Hout licht-geelrood, zaoht, zeer fraai en goed te bewerken. bculpt.
Zie verder K .e n V . 3 p. 5—7. Bois, indust. p. 303—306. VF. p-
958—960. Stone p. 32. Gamble p. 153.
S.g. 0.56—0.85. P. 425—642. G.
228. Overige monsters:
Aglaia oxypetala. Plantentuin. — Aglaia sp. (Milnca dul*
cis T. et B.). Celebes. Boombeester. Yoor versciiillende
materialen bÿ buisbouw. G. S. g. 0.70. - Chickrasia ta-
hnlaris A. Jnss. (C. velntina W. et A.). Plantentuin. -
2 Dysoxylum tiliacenm. Plantentuin. S. g. 0.52. — Khaya
senegalensis A. Juss. Plantentuin. — Berasan. Java. S. g.
0.75. — Embalon. Billiton. Zwaar bout. Voor meubels,
beften van krissen, scheden van wapens enz. Bll.
Embalon-idjoek. Billiton. Groote boom, bout voor stelen
van bijlen. — Kajoe-pantjal. I J z e r b o u t . S.g. 1.07. —
Karapat-tjapaka. Batjan. — Krikis. Banka. Voor weik-
tuigen. C. S. g. 0.95. - Langsa-oetan, Langsap-oetan. Molukken,
Banka. S.g. 0.72; 0.75. - Loto-latang. Celebes.
Timmerhout. G. S. g. 0.87. - Mamalapa. Menado. - Mem-
balong, Baloe. Banka. Timmerbout. G. S.g. 0.43; 0.63. -
à
i