
'iT!
I
I ' j
J. F. den Dekker, geboren te Menado, een der voornaamste
beambten der later genoemde Billiton-maatschappij.
De uitkomsten van het onderzoek op Billiton waren in
hoofdzaak de volgende:
a. Dat de hoofdvorming van het eiland Billiton, evenals
die van Banka, bestaat uit graniet en de geassocieerde berg-
soorten.
h. Dat, aangezien de hoofdvorming van Billiton graniet
is en alzoo de hegane grond over het algemeen bestaat uit
graniet en zijne verweeringsproducten, dit eiland een der
onvruchtbaarste is van Nederlandsch Indië.
c....................
d. Dat het stroomtinerts, afgezet op Billiton, afkomstig
is van de heuvels op dit eiland.
e. Dat stroomtinerts in den bovengrond wordt gevonden
in het noorden bij Ajer ’ ) Sinkeli en de Soengei Padang^
in het oosten aan de Soengei Lingan, in het zuidwesten aan
Ajer Mansira en in het westen aan de Soengei Doedat,
Soengei Brang en Soengei Tjiroetjoep.
f. Dat stroomtinerts op Billiton gevonden van goede qualiteit
is, evenals het tin daaruit verkregen. Het onderzoek
van koeliterts leverde 67,65 en 59,2 pGt. tin. Het metaal
bleek gemiddeld 99,370 scheikundig zuiver tin te bevatten, en
daarbij was in aanmerking te nemen, dat het op gebrekkige
wijze was uitgesmolten.
g. Dat het stroomtinerts zich in de vallei der Soengei
Tjiroetjoep op gelijke wijze heeft afgezet als op Banka en
in zoodanige hoeveelheid, dat zijne ontginning kan worden
aanbevolen onder gunstige vooruitzichten.
Men ziet, dat de uitkomst van dit onderzoek lijnrecht
tegenovergesteld is aan die van Dr. Croockewit; de conclusien
van den Heer C. de Groot c.s. zijn later schitterend bewaarheid.
D Ajer beteelcent water of beek, Soengei, rivier.
Na het door den Heer de Groot uitgebracht verslag werd,
en wel reeds in Maart 1852, de mijuconcessie verleend door
den Gouverneur-Generaal en door de belanghebbenden aan-
vaard. Sedert is deze concessie onafgebroken ontgonnen,
eerst door de oorspronkelijke concessionnarissen, waarbij zich
later de Heer London aansloot, en sedert I8 6 0 door de
Billiton-maatschappij.
in 1853 werden reeds 19 tinmijnen door de concessionnarissen
ontgonnen; in 1858 waren er 26 stroomwerken in
ontginning en in I 86I bedroeg het aantal ontginningen reeds
39, bewerkt door 997 Chineezen, terwijl de opbrengst over
dat jaar 6509 pikols tin bedroeg.
Op verzoek van de Billiton-maatschappij en ook voor hare
rekening werd door de Regeering aan den mijningenieur
J. E. Akkeringa bij besluit van 23 Februari 1859 opgedragen
een onderzoek in te stellen naar het voorkomen en de ont-
ginbaarheid van tinaders op Billiton.
Nabij het dorp Berang op de westkust van Billiton werden
wel min of meer tinvoerende adertjes in het verweerde kleischieferterrein
aangetroffen, maar de hoeveelheid tin was niet
van belang. In den heuvel Tadjouw echter, aan den noordelijken
voet van het gebergte Tadjam, werd een belangrijke
ader gevonden, waaruit met gebrekkige hulpmiddelen 32
blokken tin, wegende 949 K.G., gesmolten werden. Het tin
bevatte 99,857 pCt. zuiver tin.
De exploitatie van deze ader werd door den ingénieur aan-
geraden en na een tweede onderzoek in 1863 aangevangen,
doch in 1866 wegens te hooge kosten van ontginning weder
gestaakt. Op een paar andere plaatsen werden ook nog
adertjes, doch van geen belang, aangetroffen.
De tinproductie is sedert 1862 aanmerkelijk gestegen en
bereikte in 1878 /7 9 zelfs 93496 pikols. Het volgende overzicht
vermeldt de productie over de verschillende jaren.
W . .