
597. C. cyrtopodum Miq. — Madang-koelü-manis Sumatra.
Een lichte, weeke houtsoort, lichtbruin; slechts voor binnenbctim-
raering geschikt. C. S. g. 0.43.
598. C. iiiers BI. (C. nitidnm var. iuers Miq.). (Volgens Boerlage
is hiermede synoniem C. iners Reiuw. var. triplinervc
Meissn.) — Ki-tedja S. J. Sentok S. Sintok J. Manis-
djangan J. Katjèngal Mad. Java Z. I. II. III, Sumatra,
? Molukken, A.-Indië.
Hg. 20 M., meest kleiner. Stam recht, rolrond, met kleine wortellijsten,
hoog vertakt. Schors bros, bruin. Verstrooid groeiend, altijdgroen,
niet algemeen, in altijdgroen oerwoud op vruchtbaren grond.
Hout niet gebruikt, sohors soms als medicijn, of met de bladeren als
thee. K .e n V . S.g . 0.62; 0.75.
Houtkenmerken. Cinnamomum iners A«inm..-Hout licht geelachtig-
bruin; matig hard, glanzend, aromatisch. Poriën matig groot, vaak
als door overlangsche schotten verdeeld, omringd door los weefsel,
vaak met harsaohtige stoffen gevuld. Mergstralen kort, smal, duidelijk,
op radiale doorsnede als kleine vlekjes glanzend. G.
599. C. iners Reinw. — ? Rawali Borneo, Sumatra, Malaka,
V.-Indië.
Deugdelijke, taaie, maar zeer zeldzame houtsoort. C.
In Malaka heet hij Icajoe-manis-hutan, is een boom van ± 10 M.
hoog, met zaoht wit hout, dat alleen als brandhout bruikbaar is. R .
Gamble beschouwt hot als een belangrijke houtsoort, die voor export
in aanmerking zou komen, indien zÿ in voldoende hoeveelheid en
goedkoop te verkrijgen was. De hast is grjjs, glad, met golvende,
horizontale strepen. S.g. 0.58—0.69. G. 0.41. R . ?0.67. Sculpt.
600. C. iners Rnw. v. trinerve Meissn. — Sumatra.
601. C. javanicum BI. (C. snlphnratnm Nees). — Hoeroe-gading
S. S.-mèong S. Sintok J. W.-Java Z. II, Mal.-Archipel,
Singapore.
Hg. 18 M. Stam zuilvormig, bijna rolrond, hoog vertakt. Sohors bros,
zaoht, grauw, met fljne, onregelmatige barsten, met sterk aromatischen
reuk. Zeldzame, verstrooid groeiende boom, op vochtigen grond, in
altijdgroen oerwoud. Hout voor huisbouw gezocht, schors als inlandsche
medicijn. K . en V.
In Malaka heet hij SinggeJi-putih-betina, is er nogal zeldzaam, en
zou goed hout, geschikt voor bouwwerken, hebben. R.
602. C. Partheuoxylon Meissn. (Partlienoxylon psendosassafras
Miq. — P. porrectnm Bl. — Ì Cinnamomnm psendosassafras
Meissn.). — Ki-pedes S. Ki-sèrèh S. ? Sèrèh-bodas S.
? Ki-hoeroe S. ? Hoeroe-mentek S. Telasijan J. Selasijan J.
Mad. Laso M. Madang-laso M. Ladah Sum. Rawali M. Proho
Daj. Borneo. Java Z. I. II, Sumatra, China, A.-Indiö, Malaka.
Hg. 25 M. Stam vrij recht, soms met wortellijsten. Sohors soms dik,
met diepe, onregelmatige barsten, grauw. Bladeren niet 3-nervig
(zooals bij de andere C.-soorten). Verstrooid groeiende, tamelijk zeldzame
boom, in heterogeen oerwoud, op vulkanischen, soms onvruchtbaren
grond. Hout met sterk aromatischen eigenaardigen reuk (naar
citronella-olie). Uitstekend bouwhout, bleek roodbruin, grof van draad
maar goed te bewerken, trekt weinig, is duurzaam, in groote afmetingen.
K . en V.
Ben fijne harde houtsoort, zeer geschikt om te bewerken. Voor wapengevesten.
V. H.
Scherpriekende houtsoort, voor huisbouw geschikt. C.
In Malaka heet hij Kajoe-gadis, heeft vrij zaoht, bruinachtig hout,
dat als ordinair bouwhout bruikbaar is. S. g. 0.53. R.
Hout lioht geelbruin, riekt sterk n a ar anijs, zeer vast van draad, en
goed te bewerken, maar plaatselijk warrig. Sculpt. S.g. 0.48; 0.60; 0.78.
603. C. Sintok Bl. — Hoeroe-sintok S. Woeroe-sintok J. W.- en
M.-Java Z. II.
Hg. 35 M. Stam krom, rolrond, met veel wortellijsten, hoog vertakt.
Sohors dun, bros, oneffen, met weinig barsten, donkergrauw,
reuk en smaak sterk n a ar kruidnagelen. Vrucht typisch, op een eikel
gelijkend. Zeldzame, verstrooid groeiende boom, in heterogeen oerhosch,
op vruchtbaren grond. Schors als medicijn gezocht. K . en V. S. g.
0.52; 0.73.
604. C. zeylanicum Nees (Breyne). — Kajoe-manis M. Kajoe-
manis-djangan J. Keminga J. Kiamis S. K a n e e lb o om .
Zuid-Indië on Coylon tot 700 M. zoohoogto. Ook op Java
on Sumatra gokweekt om den kaneelbast.
Hont onbruikbaar. K. PI. W.
Bast in den handel als Cortex Cinnamomi Zeylanici. Cultuur in
1826 op Jav a begonnen, aanvankelijk met zeer goeden uitkomst. Zie
voor de geschiedenis der kaneelkultuur eene verhandeling van Schumann
in Peterm. öeogr. Abhandl. Ergänzungsheft 73.
De van gouvernementswege aan de bevolking opgelegde cultuur
gaf op den duur weinig voordeelen, soms zelfs verlies. De op Java
gewonnen kaneel soheen minder goed van qualiteit te zijn, dan die,
welke op Ceylon verzameld wordt. v. Romburgh.
Zie ook den Catalogus van het Kol. Museum, afd. Specerijen, door
Dr. K . W. V . Oorlcom. In de laatste jaren trekt de kaneeloultuur
weder zeer de aandacht. (Verg. ook Eno. v. N.-I. II, 190).
Bast bruin, ruw. S.g . 0.64—0.69. P. 593. G. S.g. 0.41; ?0.57.
605. Cryptocarya densiflora Bl. (Caryodaphue densiflora Nees).
- Sintok S. Mad. Sintok-lantjang S. S.-moris S. Ki-pedes S.
? Hoeroe-paoel S. Java Z. II.
Hg. 15 M. Stam recht, rolrond, zonder wortellijsten of gleuven, hoog