
het ook voor ankerstokken op hun vaartuigen. Het hout is sinds ouden
tijd door do Javanen bjj voorkeur voor bogen gebezigd, en sohijnt
voorheen veel n a ar Nederland uitgevoerd en bij de werklieden bekend
te zijn geweest onder den naam van „O o s t- I n d is o h p a a r d e n -
v l e e s o h .” v .M. S.g. ?0.57; 0.72; 0.78; 0.81; 0.83; 0.84; 0.87; 0.88;
0.89; 0.95; 0.97; 1.07.
164. Sloanea Sigriin (Bliime) Szy.szylowicz. (Echiuocarpas Signu
Bl.). — Beleketebek S. Boeloe-noenggoel S. Meranton of
Mrantong J. ? Barekbek J. Java Z. I. II, Burma, Cambodja.
Hg. 40 M. Stnm veelal recht, met knoesten, meest zonder gleuven,
nagenoeg zonder wortellijsten, hoog vertakt. Sohors bros, donkergrauw,
nogal glad. In den vruchttijd eigenaardig door de talrijke, op ramboetan
{Nephelium) gelijkende, langgestekelde vruchten. In het begin
van den bloei bladerloos en de kroon gedurende den bloei door de
jonge bladeren roodbruin gekleurd, toppen der twijgen geheel met
geelwitte bloemen bedekt. Een vrij veelvuldig voorkomende boom,
die wel verstrooid groeit, maar toch soms een groot deel van het
bosch vormt, en in dicht gesloten, heterogeen oerwoud groeit. Het hout
wordt als te weinig duurzaam, niettegenstaande de groote afmetingen,
slechts zelden door de inlanders voor huisbouw gebezigd. Voor p akkisten
waarschijnlijk zeer geschikt. Cultuur aan te bevelen voor gemengde
herbossohingen. K .e n V. S.g . 0.68; 0.74.
165. Overige monsters:
Grewia acnininata Juss. Plantentuin Buitenzorg. — Grewia
Angroon, Anggroong. Java. ?Heester. — Grewia
multiflora Juss. (G. serrulata DC.). Plantentuin Buitenzorg.
— Aris-poeti. Menado. — Bengkel-gede. Sum. — Dolek.
Java. S. g. 0.57. — Kakewi, Kakeni of Kakine. Columbia
sp. Celebes. Voor verschillende materialen bij huisbouw
enz. G. S.g. 0.46; 0.57. — Lantjak. Tondano. S.g. 0.38. —
Lendi. Java. S.g. 0.65. — Liah. (2 Grewia sp.). Sumatra.
By huisbouw gebruikt. G. S.g. 0.60. - Makila, Makilo.
(2 Elaeocarpus sp.). Molukken. Goed timmerhout, ook
voor prauwen. G. S.g. 0.47. - Moentalis. Tondano. -
Moesarai. Sum. Hout hard, sterk, doch niet veerkrachtig,
onderhevig aan scheuren, niet duurzaam in zout water,
maar voor binnenbetimmering te gebruiken. Z. S.g. 0.76.
— Moetarei. Sum. — ? Gerisan. Billiton. Hooge boom; hout
fraai zwart, gebruikt om weegschalen te maken; vrucht
eetbaar, zuur, zeer gezocht door inlanders. Bll. — Poak.
(2 Elaeocarpus sp.). Banka. Voor planken geschikt. C.
S. g. 0.86.
L i n a c e a e . B. I. 1.
Houteigensohappen. E r y th ro x y lum Burmanicum Griff.: Hout bleekrood,
zeer hard, soms met smalle lijnen van zacht weefsel. Poriën klein
of matig groot, sohaarsch, verbonden door de concentrische lijnen.
Mergstralen smal, talrijk, regelmatig. Q. (Volgens B. zijn de poriën
talrijk.)
166. Erythroxylum Burmanicum Griff. (E. retnsum Bauer). —
Poenai Sumatra, Voor-Indie, Andamanen, Malaka.
Lage boom. Als timmerhout bruikbaar. C.
In Malaka heet hij Medang-lagundi of Chintah-mulah, en is er een
boom, die veel voorkomt op zandige plaatsen nabij de kust. Hg. + 10 M.
Bladeren klein, donkergroen, bloemen klein, groenachtig, vruoht een
kleine, roode steenvrucht. Bast grijs, ruw, met veel barsten, kurkachtig.
Hout zwaar, dicht, donkerrood of bruin. Hot is een goed ordinair
hout voor bouwwerken, maar meestal van kleine afmeting. S. g. 0.91.
B. 0.94.
1 6 7 .
16 8 .
B K
M a l p i g h i a g e a e . B. I. 1.
De volgende monsters:
Aspidopterys tomentosa Juss. — Hiptage laurifolia Juss. —
H. Madablota Grtn. — Thryallis brachystacliys Lindi. -
Alle uit ’s Lands Plantentuin en ? heesters.
G e r a n ia c e a e (O x a l id a c e a e ). K.enV. 9 ; B. I. 1.
Houtkenmerken. Averrhoa Bilimbi L. : Hout wit, zacht zeer gelijkmatig
van bouw. Poriën klein of matig groot, soms als door overlangsche
schotten verdeeld, zeer sohaarsch. Mergstralen buitengewoon
smal, onduidelÿk, talrijk. Onduidelijko, regelmatige, concentrische ringen.
(A. Carambola L. onderscheidt zieh door grootere hardheid, talrijker
poriën en afwezigheid van concentrische I'ingen.) G.
Averrlioa Bilimbi L. — BUmbing-woeloeh J. Tjalingtjing S.
Blimbing-botol Mai. Lompias-in-taloen Tt. Woelidan Tt. Loem-
pias Tl. Blimbing-besi, Bainan-tiada Mak. In Java slechts
op enkele plaatsen wildgroeiend. Evenwel veel gekweekt,
evenals in V.-Indië.
Hg. 10 M. stam kort, diep gegleufd, en evenals de takken met
groote knoesten, waarop de bloemen en vruchten geplaatst zÿn. Sohors
donkergrauw, met talrijke, diepe, overlangsche barsten. Opvallend door
de, parasols-gewijze aan de takuiteinden geplaatste, gevinde bladeren.