
laatste hebben dan ook een eigenaardigen reuk naar ge-
rookt spek, kenmerkend voor Pará-caoutchouc, zijn gelijk-
matig g eelwit en dicht op de doorsnee en hebben een
nog duidelijk waarneembare lagenstruktuur, zoodat men
gemakkelijk dnnne velletjes er af kan halen.
Het indrogen op den grond of het laten stellen aan den
boom (de voor Ceará-caoutchouc, dus bij Manihot, veelal
gebruikelijke wijze) heeft gemakkelijk verontreiniging met
zand of schors ten gevolge ; ook de methode van het in drogen
op het lichaam van de negers kan geen aanspraak
maken op den naam van eene zuivere behandeling.
Het koken van het sap heeft ten doel het water door
verdampen te verwijderen ; de methode is niet aan te
be velen, omdat men een produkt verkrijgt, dat rijb is aan
eiwit. Ook het laten staan aan de lucht in open vaten
levert gemakkelijk eene waar, die in rotting of gistin g
verkeert; beter is het mengen met kokend water en la ten
staan, waardoor uit het Landolphia-melksap aan den Kongo
een goed produkt verkregen wordt.
Vaak worden kunstmatige stremmingsmiddelen toegevoegd,
meest plantensappen; zoo wordt de latex van vele
Afrikaansche lianen gekoaguleerd met sap van Costus
Lucanusianus, verder citroensap, aftreksels van tamarinde,
van vruchten van den apenbroodboom, van Galonyction
speciosum, van Ipomoea bona nox en van een andere
Convolvulácea, genaamd caossa; zelfs wordt hier en daar
urine gebruikt. Alle genoemde stoffen werken hoofdzakelijk
koaguleerend door het er in aanwezige zuur. Verder bezigt
men zeewater of oplossingen van keukenzout, aluin, am-
moniumsulfaat, en andere, zouten, die echter zeer gemakkelijk
de caoutchouc kunnen bederven; kwikchloride, dat
ook aanbevolen is, heeft nog het bezwaar van giftigheid.
Beter is het gebruik van zuren als azynzuur en mieren-
zuur, of van looistof. Deze drie worden ook op de caoutchouc
plantages gebezigd. Men moet er niet te veel van
nemen: zij doen de eiwitten stremmen en een overmaat
zou deze weer gedeeltelijk oplossen.
Wij willen nu nog van eenige op blz. 6 - 7 genoemde caout-
choucleverende gewassen bizonderheden nagaan. De belangrijkste
caoutchouc-soort op de wereldmarkt is wel de
Paid, zoowel wat betreft hoeveelheid als in waarde. De
van Paia uitgevoerde hoeveelheden bedroegen in 1904 31
milhoen K.O., de helft van de wereldproduktie. Deze soort
wordt gele verd door eenige Euphorbiaceae, wier verspreidings-
gebied buitengewoon uitgestrekt is, n.l. ongeveer zoo groot
als de helft van Europa. Men moet zieh evenwel deze
wouden met voorstellen als aaneengesloten rijen van caout-
choucboomen; in rijke streken vindt men van twee tot
drie bruikbare boomen op de hektare. Van deze Euphorbiaceae
IS Hevea brasiliensis Müll. Arg. de voornaamste
(dezelfde^ soort, die door d e l a C o n d a m i n e in westelijk
lazilië is ontdekt en destijds door K u n d t Siphonia bra-
sihensis genoemd werd, naar de spuiten, die de inboorlingen
er van maakten). Het is een boom, die tot 40 meter
hoog kan worden, met rechten, gladden stam en kleine
kroon. De lange bladsteel draagt drie ovale blaadjes, vau
boven donkergroen, van onderen lichtgroen, met duidelijke
neiven. De vrucht is een driehokkige doos, waaruit de
dne zaden, op groote ricinus-zaden gelijkend, bij voldoende
njpheid onder den invloed der zonnestralen met knallend
geluid worden weggeslingerd. Het is deze boom, die op
e plantages in Azië in hoofdzaak wordt aangekweekt
Hevea guyanensis werd door F r e s n a u omstreeks het
midden der 18® eeuw ontdekt en is door A u b l e t beschreven;
zij komt als kultuurplant niet in aanmerking
(misschien voor Suriname?)
Hevea discolor groeit aan den Rio Negro; haar produkt is
van uitstekende kwaliteit, maar wordt door het sap, waarmee
de Indianen den latex stremmen, meestal benadeeld
4 ■ •
it