
r
725. A. variiins Miq. — Kepor of Tjepedak-ajer Banka. Tima-
dak-boegoe Bornéo. Temedah, Tjampedali-ajer, Tj.-ajer-la-
nang, Tj.-ajer-betina Lampongs. Tjampada-ajer Sum.
Voor huisbouw geschikt. C. S. g. 0.37.
726. A. Teiieuosîi Zoll, et Mor. — Boeloe, Boeloe-angka J. Java.
Hooge boom. Melksap giftig, v. E.
Vau de soort Boeloe-angka J. is het hout miasohien voor huisbouw
bruikbaar. Zeer zeldzame boom. K . Pl. W. S. g. 0.42.
727. Broussouetia sp. — Kajoe-gloegoe J. ? Goeloe-goegoe, ? Kegoe-
goela, ? Koegoeloe Java.
Hout onbruikbaar. Om de sohors, die in Madioen tot vervaardiging
van javaansoh papier dient, zelden gekapt. K. Pl. W. S. g. ? 0.68 ;
? 0.84 ; ? 0.86.
728. Castilloa elastica Cerv. — Vaderland Mexico en Midden-
Amerika. Aangeplant om de caoutchouc.
Een boom met zeer merkwaardig uiterlijk. In zijn jeugd heeft hij
eenigszins hangende, dunne, sterk behaarde takken, die eruit zien,
alsof ze eenvoudig in den stam gestoken waren, en bij het atvallen
een rond, diep, later bijna geheel verdwijnend lidteeken achterlaten.
Op ouderen leeftijd (4 à 5 jaar) ziet men andere, blijvende takken
optreden, die een soherpen hoek blijven maken met den stam, en
waaraan weer takjes voorkomen, als de eerst heschrevene. Vermeerdering
door stekken of marootten gelukt alleen met de blijvende takken.
Is evenwel door zaad ook goed voort te planten.
De waarde van de caoutchouc van dezen boom wordt in den
laatsten tijd günstiger beoordeeld. Het oogsten van het product kan
op dezelfde wijze geschieden, als bjj Ficus elastica. Cultuur dezer
soort wordt thans op Jav a door het boschwezen ter hand genomen.
Op ult". Maart 1904 waren 36000 boomen geplant (in den vollen grond).
De stand der proefaanplantingen geeft alle aanleiding om te mögen
verwachten, dat op vruchthare, goed doorlatende gronden tot 800 M.
boven zee deze oultuur een goede toekomst te gemoet gaat. Zie verder
Dr. P . van Bomhurgh, Caoutchouc en Getah-pertja in Ned.-Indië, en
de laatste Verslagen over den Dienst v. h. boschivezen in Ned.-Didie.
729. Ccltis sp. Sumatra.
Levert het skatol-bevattend stinkhout. (Kajoe-tai.).
Houtkenmerken. Ficus: Weinig verschil in bouw. Hout meest zaoht,
gekenmerkt door afwisselende lagen van zacht en hard weefsel, wat
ook op overlangsche doorsnede duideljjk zichtbaar is. Poriën meest
groot, schaarsch, als door overlangsche schotten verdeeld, onregelmatig
verspreid. Mergstralen meest matig breed, soms in twee soorten,
smallere en breedere, golvend. Cr.
730. F. altissima Bl. (ürostigma altissimum Miq.). — ?Ki-bonteng,
Kiara-djingkang S. Boeloe J. Noenoek-tangowan Rt.
Bonang-kilon Pk. Tangkoepan Tl. Java. Celebes.
Ben goede, grove, egale houtsoort, tot vele doeleinden geschikt.
Het hout wordt weinig gebruikt, daar veel moeite aan het vellen en
bekappen van deze dikwerf reusaohtige boomen verbonden is, en zjj
bovendien op vele plaatsen gemeenteljjk eigendom zjjn, en als een
sieraad van den geheelen omtrek gespaard worden, v. E . S. g. V 0.57 ;
0.65.
731. F. ampelos Burm. (F. politoria Lam.) Bemplas J. Ämpelas
Java en Ambon. Ampale M. Ampelas-batang, Ampalei
Sumatra. Ampelah Atjeli.
De soort Bemplas 3., Ampelas S. Mad. heeft onbruikbaar hout. K .P l.W .
De ruwe bladen worden tot poljjsten van hout gebezigd. C. 8. g. 0.53.
732. F. auuulata Bl. (U. bÌTerrucellum Miq.). — Koewah Sumatra.
Celebes.
Hooge boom. Hout vrjj zaoht en grof, maar zeer ta a i; wordt wel
voor Stelen van werktuigen gebruikt. Van den hast draait men touw. v.H.
In de Minahasa heet de v a r . v a l i d a K i n g : Tangkoepan-sela
Tl. Ooejangan Tl. of Loemalalak Tl. en is een boom van 30—45 M.
hoogte. K .
733. F. benglialensis L. (Urostig-ma bengalense Gasp.). — Ba-a-lo
S. Bania n - b oom. He i l i g e Vi jgeboom. Voor-Indië,
veel aangeplant.
Een kolossale boom met uitgespreide takken, uit welke talrjjke luchtwortels
n a ar den grond afdalen, die zieh later tot stammen rondom
den boom ontwikkelen, eene eigenschap, die vele soorten van dit geslacht
bezitten. De bladen zjjn storap, de vruchten klein, behaard,
rood. Zjjn kroon heeft soms een doorsnede van meer dan 60 M. Het
hout is los van vezel, niet duurzaam, witachtig, en wordt voor doozen,
deurpaneelen en kleine voorwerpen gebezigd. De hangende wortels
zjjn taai en veerkrachtig, en dienen als tentpalen, draagstokken en
wagenboomen, ook voor het maken van grof touwwerk. Uit het melksap
wordt vogellijm bereid, die gedroogd er uitziet als donkerbruine
klompen. .In sommige streken van Ceylon wordt lak van dezen boom
gewonnen, v. E .
Bast dik, grjjswit, afschilferend in kleine regelmatige stukjes. Hout
van weinig waarde, maar duurzaam onder water en daarom gebruikt
voor put-bekleedlngen. S .g . 0.46—0.62. P. 600. G. S.g. 0.61—0.63.
R. 0.51; 0.57.
734. F. Benjamina L. (U. Benjaminum Miq.). - Wringin J.
Waringin J. Djadjawai, Tjaringin S. Bringen Mad. Barin-
gin M. Sumatra. Wa r i n g i n - b o om. V.-Indië, Mal.-Ar-
chipel, Burma, Queensland. Op Java, Sumatra en Borneo
veel aangeplant.