
220. D. niollisslmuiu 61. (Hartiglisea inollissloia A. Juss.)* —
Teki J. Bawangan J. ? Koelit-bawang S. ? Ki-bawang S.
? Tanglar-monjet S. Java Z. II, Ternate.
Woudreus. Hg. 58 M. Stam zuilvormig, hoog vertakt, rolrond, zonder
knoesten, met relatief kleine wortellijsten. Schors bros, asohgrijs,
met fijne overlangsche barsten, weinig afschilferend, met sterken uien-
reuk. Een zeldzame boom, die in altijdgroen oerwoud op constant
vochtigen grond voorkomt. Het hout zou deugdzaam zjjn en geschikt
voor huisbouw, is echter weinig bekend. Cultuur in reboisatie m. h. o.
op irrigatie aan te bevelen. K. en V.
Het hout, schoon weinig gesloten van weefsel, is nochtans zeer
deugdzaam voor den huisbouw en laat zich gemakkelijk bewerken.
S.g. 0.49. St. Volgens Hssk. is het niet sterk en wordt licht door
witte mieren aangetast.
221. D. rainiflornm Miq. (2 Epicharis cauliflora Bl.). — Tanglar
S. Soms abusievelijk Pingkoe S. W.- en M.-Java Z. II.
Komt ongeveer overeen met D. caulostachyum Miq , maar bijna
nooit stambloemig, en de dikke takken meer kronkelend. K . en V.
S.g. 0.55.
Houtkenmerken. Lansium domesticum Ja ck : Hout licht reekleurig,
niet zeer hard, fijn, met kleine poriën, zeer smalle mergstralen en
golvende, zeer dicht opeenliggende, smalle concentrische lijnen. R.
222. Lansium domesticum Jack. — Doekoe Mal. S. J. Bidjitan
S. Kökösan S. Langsep J. Tjeloring J. Langsep Borneo.
Lansjee op Sumatra. Ai-mahoe Amb. Lansa M. Lansat M.
Lansot Tt. Tb. Lasot Tl. Malaka, Mal.-Archipel. Op Java
waarschijnlijk alléen verwilderd. Z. I. II. Gekweekt in bijna
alle groote dorpen van Java. Ook in de Minahasa.
Hg. 20 M. Stam nogal recht met hoog oploopende, diepe gleuven.
Sohors grauw. In vruchttijd dadelijk te herkennen aan de duivenei-
tot kippenei-groote gele vruchten, die als druivenirossen groeien. De
boom groeit alléen op oonstant-vochtigen bodem, en brengt een hout
voort, dat gezocht is voor stelen van bijlen en lansen, en taai, fijndradig
en sterk is. Vooral bet hout van de variëteit Tjeloring wordt
geroemd. De bittere groene zaden dienen als anthelmintioum, en de
vruchtsohll van een der variëteiten wel als wierook. Het vruchtvleesch
van enkele der variëteiten is zeer smakelijk, en om die reden wordt
de boom veel door inlanders gekweekt. Cultuur aan te bevelen. K. en V.
In de Lampongs is de doekoe-oetan een zeer harde houtsoort, die
veel op talangs voorkomt. Het wordt gobruikt voor heften van krissen
enz. Ind. Gids 1885. S.g. 0.65; 0.85; 0.86; 0.87; 0.91; 1.00.
Houtkenmerken. Melia Azadirachta L .: Hout hard, dicht, spint
grjjs, kernhout rood. Ja a rrin g en niet duidelÿk. Het hout is verdeeld
in afwisselende banden met meer en minder poriën. Ook zÿn er flauwe
ocncentrisohe lÿnen, maar het is twÿfelachtig of dit jaarring-grenzen
zÿn. Poriën sohaarsch, matig groot en groot, vaak ovaal en als door
overlangsche schotten verdeeld, duidelÿk op overlangsche doorsnede.
Mergstralen smal, talrijk, wit, duidelÿk, uitgebogen waar ze de poriën
raken. De afstand tusschen de mergstralen minder d,an de doorsnede
der poriën. Het hout is aromatisch en gelÿkt veel op mahonie. G.
{Stone vermeldt, dat de poriën omgeven zÿn door ringen van losser
weefsel.)
223. Mclia Azadirachta Linn. (Azadiraclita indica Juss.). —
Mimba J. M. Mempheuh Mad. O.-Java Z. I, Madoera, Bali,
Sumbawa, V.- en A.-Indië, Ceylon.
Hg. 15 M. stam krom en kort, laag vertakt, bÿna zonder wortellÿsten,
zonder gleuven, dikwÿls met knoesten. Sohors hard, donkergrauwbruin,
met vele, diepe, overlangsche barsten, met gom. Bladeren
enkelvoudig gevind, met scherp gezaagde, smal- sikkelvormige blaadjes.
Een altÿdgroene, zeer algemeene boom, die soms min of meer
gezellig groeiend, uitsluitend voorkomt op periodiek zeer dorr.e gronden
in loofverliezende bosschen, of op bÿna kale rotsterrelnen. Volgens
Gamble wordt het hout lu V.-Indië voor wagenmakerÿ, scheepsbouw,
landbouwwerktulgen ,en huisraad gebezigd, en is daar zeer duurzaam.
Ook op Jav a wordt het geroemd, en wordt het soms voor huisbouw
gebruikt. Evenwel slechts in korte afmetingen te krÿgen. Het sap,
de vruchtschillen en de sohors, dienen in V.-Indië als inlandsche
medicÿn. De gom schÿnt van goede qualiteit te zÿn, beter dan de
gomsoorten die men op Jav a koopt. Onderzoekingen m. h. o. op
export zouden gewenscht zijn. Cultuur aan te bevelen voor reboisaties
m. h. o. op irrigatie en voor wegenbeplanting op dorre terreinen
beneden 300 M. zeehoogte; ook om het hout en de gom. K .e n V .
Volgens Stone heet het in den handel M a rg ó s e .
S.g. 0.7 7 -0 .9 4 . P. 315—961. G.
Houtkenmerken. Melia Azedarach L. : Hout zacht, spint geelachtig
wit, kernhout rood. Jaarringen geteekend door een breeden kring van
groote poriën. Het buitenste deel van iederen jaarring bevat eenige
kleinere poriën, die verbonden zjjn door onregelmatige, golvende,
concentrische banden van zaoht weefsel. Mergstralen matig breed, op
radiale doorsnede zichtbaar als lange platen. Poriën zeer duidelÿk op
overlangsche doorsnede, vaak gevuld met barsachtige stoffen. G.
224. M. Azedarach Linn. Mindi S. ? Kakera-kikera M. ? Embo.
Tropische en sub-tropische streken der geheele wereld, veelal
alleen geeultiveerd. Op Java waarsch. alléen gekweekt.
Het hout laat zieh goed polÿsten en zou v o lg e n s ßöwftl« voor meubels
gebezigd wordep. De bladeren en vruchtschillen worden in Br.-
Indië als inlandsche medicÿn gebruikt. Cultuur aan te bevelen om
het lichte, doch bruikbare hout, den snejlen groei en de ÿle kroon.