
producten; in het eerste geval van witte, in het tweede
van bruine kleur, die zieh als kruimelige, al of niet elastische
massa’s voordoen, van neutrale reactie en olieach-
tigen reuk. Zij komen in allerlei qualiteit in den handel
en dienen als caoutchouc-surrogaten, in vermenging met
echte caoutchouc. Men gaat uit van goedkoope oliën,
meestal lijnolie, maar ook wel van niet-drogende oliën.
I. Als g ron d sto f voor turkschroodolie.
Ricinusolie wordt met 2 0% sterk zwavelzuur onder
afkoeling gemengd (temperatuur hoogstens 35° 0.) Na een
dag staan wordt het mengsel in water gebracht, goed g e mengd
en dan met rust gelaten; den volgenden dag wordt
het water afgetapt, de olie nogrnaals gewasschen en daarna
met zooveel verdunde ammoniak goed gemengd, dat een
proefje zieh met water geheel emulgeeren laat. Het product
wordt gebruikt bij het verven en bedrukken van
katoen.
K. Als g ron d sto f voor de bereiding van glycerine.
Uit het voorafgaande is gebleken, dat glycerine als byproduct
wordt verkregen bij de kaarsenfabricatie en bij de zeepziederij.
De glycerinehoudende vloeistoffen worden eerst
geneutraliseerd en daarna ingedampt. De onderloog der
zeepziederij heeft, wegens. het groote gehalte aan zouten,
daarbij veel moeielijkheden gegeven. De op deze wijze
verkregen ruwe glycerine wordt geraffineerd, soms door
behandeling met beenderkool, maar meestal door destillatie
met oververhitten stoom. Door de afkoeling der dampen
geleidelijk te doen plaats hebben, condenseert eerst bijna
watervrije glycerine, dan water met zeer weinig glycerine,
en eindelijk alleen water, welke drie deelen afzonderlijk
worden opgevangen. In den laatsten tijd zuivert men de
glycerine ook wel door ze te laten uitvriezen; de verontreinigingen
blijven dan in de moederloog achter.
De glycerine afkomstig van de zwavelzuurverzeeping
is de minst zuivere. Zij bevat organische stoffen, die ook
door destillatie niet verwijderd kunnen worden.
Verreweg het grootste deel der glycerine dient voor de
bereiding van nitroglycerine en dynamiet; zij moet daartoe
buitengewoon zuiver zijn.
OnderKoek.
Doel van het onderzoek van vetten is i n ’t algemeen :
1° bij een handelsvet: vaststelling van de soort (de af-
komst) ; van de onvervalschtheid; van de samenstelling,
indien het uit meerdere vetten gemengd is; of wel
bepaling van bijzondere eigenschappen;
2° bij een nieuw vet, of een nieuw monster van een
bekend ve t: vaststelling van de eigenschappen en de
scheikundige samenstelling.
In het eerste geval, ook zelfs wanneer er slechts een
qualitatief onderzoek verlangd wordt, is men bij vetten toch
bijna altijd genoodzaakt, tot een vaak omvangrijk onderzoek
en tot quantitatieve bepalingen over te gaan. Waar alle
vetten mengsels zijn van een vrij beperkt aantal zeer veel
overeenkomst vertoonende verbindingen, valt zulks niet te
verwonderen. Naast eenige qualitatieve proeven, meestal
van weinig beteekenis, bepaalt men daarom een zeker aantal
onder cijfers te brengen eigenschappen van het te onder-
zoeken vet, en vergelijkt die met de bij bekende vetten
gevonden cijferwaarden. Welke eigenschappen men daartoe
kiezen zal, moet natuurlijk in ieder geval afzonderlijk
worden beoordeeld.
Bij het onderzoek van een nieuw vet worden diezelfde
onder cijfers te brengen eigenschappen meestal ook bepaald,
om het vet aldus te kenmerken, en later te kunnen her-
kennen. Daarnaast wordt zooveel mogelijk nader onder-
zocht, welke vetzuren voorkomen, en in welke onderlinge
verhouding en verbinding zij aanwezig zijn. Voor een
. d
11.., I'T
: If.
I i
f :
“I '
rt:
f /I;’i