
Il i
H
stoom ÌQ te laten, gemengd met 1 pCt. soda-oplossing, die
daarvan weder zorgvuldig wordt afgetapt, dan met 25 pOt.
C naphta goed gemengd, in ondiepe metalen pannen gedurende
3 à 4 dagen bevroren en geperst. Om groote
kristallen van paraffine te verkrijgen, wordt deze bewerking
nog eens of meermalen herhaald.
Langs dezen weg verkrijgt men uit ruwe petroleum van
45° B;
Gasoline l à 1.5 pOt.
C naphta..................................... 1 0 .— „
B „ 2.5 „
A „ 2.5 „
Lichtpetroleum................ 50 à 54. — „
Sm eerolie................................... 17.5 „
Paraffine 2 .— „
Verlies.......................................... 10.— „
1 0 0 .- pOt.
De Canadeesche ruwe petroleum geeft längs dezen weg
ongeveer de volgende producten;
Naphta......................................... 5 à 10 pOt.
Lichtpetroleum 95° A. T.') 45 „
Gas oil, paraffin oil en coke 35 „
Verlies......................................... 10 à 15 „
Evenals in de benamingen der gasoline (zie bl. 41)
heerscht in die der verschillende naphta’s meermalen ver-
warring. Zoo noemt Veith (Das Erdöl und seine Verarbeitung)
0 naphta ook petroleumaether, Rhigoleen, en
Scheerwood oil, B naphta ook Canadol en gasoline, A
naphta Benzine of Ligroine.
*) A. T. beteekent Abel Test (zie bl. 52).
HET ORAOKING PROGES.
Men verstaat daaronder eene destillatie, waarbij door
hooge temperatuur de zware koolwaterstoffen, die minder
geschikt zijn voor lichtpetroleum, ontleed worden in lichtere.
Silliman was de eerste, die zijne aandacht wijdde aan de
onregelmatigheid van de kookpunten der koolwaterstoffen,
die in de natuurlijke petroleum aanwezig zijn en kwam
tot het besluit, dat een deel dier koolwaterstoffen ont-
ledingsproducten zouden zijn van de hoogere termen der
rOeks. De toepassing van het cracking procès, door Stoop
destructieve destillatie genoemd, is volgens Allen Norton
Leet, aan een toeval te danken, zooals deze in zijn werk
over de petroleum destillatie vermeldt; in den winter toch
van 1861 — 1862 werd de petroleum in eene rafflnaderij te
Newark toevallig gedurende vele uren aan eene hooge
temperatuur blootgesteld en daarbij werd een groote hoeveelheid
lichte oliön verkregen. Dit procès is thans van
veel belang; de ruwe petroleum van Pennsylvanië en
New-York bevat hoogstens 60 pOt. koolwaterstoffen, die
op de gewone wijze in lampen kan worden gebrand, doch
door de toepassing daarvan is het mogelijk de lichtpetroleum
op te voeren tot 75 en zelfs tot 78 pOt.
De groote invloed der hitte blijkt uit de ontleding van
smf erolie bij het druppelen op rood gloeiende cokes, zooals
dit bij de bereiding van lichtgas uit petroleumproducten
wordt toegepast. De analyse van het gas daarbij ontstaan
toonde o. a. de volgende samenstelling:
Moerasgas 54.92 pOt.
Aethyleen 28.91 „
Waterstof 5.65 „
Kooloxyd. 8.94 „
Koolzuur 0.82