
X I I
X I I I
VOORREDE VOOR DEN DERDEN DRUK (1905).
Het was den geachten schrijver, overleden te Haarlem 4 Mei 1901,
niet gegeven, van desen catalogus ook de derde uitgave te mögen
bewerken.
Een verlof naar Nederland, schonk de gelegenheid, mij daarmede
te belasten, en gaarne aanvaardde ik die taak.
De houtverzamelingen, sedert 1886 door het Kol. Museum ontvangen,
zijn:
X IX . 134 monsters van Borneo, ontvangen van den heer
A. H a g a .
X X . 17 monsters van Sumatra en Java, ontvangen van den
heer J. W. H. C o b d e s , Inspecteur van het Boschwezen
in Ned.-Indië.
X X L 41 monsters uit Kemanglen, ontvangen van den heer
J. A. M a r o n i e b .
X X I I . 55 monsters uit de Boven-Doeson (Borneo), ingezonden
door den heer Dr. P. J e n t i n k , Oost-Indisch Hoofd-
ambtenaar. (zie Bull. 6 v.h. Kol. Museum.)
X X I I I . 19 monsters uit Ned.-Indie, ontvangen van den heer
C . W e s t e n b e b g , Directeur van den Nederlandschen
Overzeeschen Houthandel.
X X IV . 65 monsters, afkomstig van de Kali-Anam-maatsch.,
Sumatra’s Oostkust, ontvangen van den heer J . A n k e r -
SMIT.
X X V . 108 monsters, in plank en blokvorm, ontvangen van het
Depi. van het Boschwezen in Ned.-Indie.
X X V I . 102 monsters van Borneo’s Z.-O. afdeeling, ontvangen
van den heer W. A. C. Gout, (zie Bull. 14 v. h. Kol.
Museum.)
X X VII. verzameling van 220 houtsoorten van Billiton, geschenk
van H. K. H. de Groothertogin van Saksen, erfgename
van Z. K. H. Prins H e n d r i k der Nederlanden.
X X V I I I . 52 monsters, afkomstig van het Dept, van het Boschwezen
in Ned.-Indië.
X X IX . collectie houtsoorten van Ned. O.-Indië, ingezonden door
het Dept, van het Boschwezen op de TentoonstelUng te
Parijs in 1900.
X X X . 9 monsters van Nederlandsch Nieuw-Guinea, ingezonden
door de handelsvereeniging „Nieuiv-Guinea’’.
Verder een groot aantal afzonderlijke monsters.
De vele nieuwe onderzoekingen over de Indische houtsoorten leverden
een rijk materiaal om deze uitgave aan te vullen. In de
vorige uitgave had de schrijver zieh in hoofdzaak moeten he-
palen tot het vermelden van de nuttige eigenschappen der boomen.
Ik breidde den inhoud nu uit door ook van een groot aantal
soorten de meest karakteristieke kenmerken op te geven, en daarbij
te voegen eene korte beschrijving der houtstructuur.
Waar men in Indie van een bepaalden boom den naam wenscht
te leeren kennen, zal men in de meeste gevallen dit doel trachten
te bereiken door aan een inlander den inlandschen naam te
vragen, om, met behulp daarvan in een woordenboek of encyclopaedie
den wetenschappelijken naam op te sporen. Nu ligt het
voor de hand (en in eene beschouwing over den vorigen druk van
dezen catalogus wees de heer A. H . B e r k h o u t er reeds op in een
artikel in het Tijdschr. v. Nijverh. en Landb. in N.-Ind., XXXIII),
dat het zeer gewenscht is, als men de juistheid dezer inlichtingen
kan beoordeelen. Dit nu stelde ik mij voor te bereiken door het
opnemen van zulk eene korte boombeschrijving.
Voor de Javaansche boomsoorten, die behandeld zijn in de
„Bijdragen” ( I -X) van K o o b d e e s en V a l e t o n , was het gemakkelijk,
voldoende gegevens daaromtrent te verkrijgen. Voor de
daarin niet of nog niet behandelde families (Euphorbiaceae,
llicaceae, Linaceae, Palmae, Thymelaeaceae i. p., en Urticaceae),
moest ik mij in vele gevallen met spaarzame mededeelingen ver-
genoegen.
Beschrijving en der houtstructuur nam ik in hoofdzaak over uit
G a m b l e , A Manual o f Indian Timbers, alsmede uit het door het
JL
i?i.