
m W.- en M.-Java, m!ts tusschen 900 en 1500 M. zeehoogte, en vooral
als sohaduwhout tusschen lichthoutsoorten ; aldaar ook voor weiren-
beplanting geschikt. K. en F.
8. M. sumatraua Miq. — Uadang-keladi M. Daj. Modan-keladi
Sum. Sumatra, Banka.
Zeer licht en zacbt, grof van vezel, grauwaohtig ; voor planken, dwars-
balkeii en binnenwerk. C. Sculpt, i) s. g. 0.47 ; 0.52.
Houtkenmerken. Michelia: Hout wit, grijs, geel of olijfbruin, zacbt,
lijn. Jaarringen duidelijk. Poriën klein of matig groot, regelmatig, soms
in radiale lijntjes. Mergstralen smal, talrijk, eenvormig, op radiale doorsnede
fraai glanzend. G. (M. Champaca heeft lioht olijfbruin kernhout,
jaarringen geteekend door een donkere lijn, poriën vaak in korte rijtjes
vaii 2 5 en smalle en matig' breede mergstralen. G.)
9. Michelia celeMca K. - Wasian Tt. Tl. Tb. Ts. Tjempaka-
oetan Mal. Tjempaka-oetan-aloes Mal. Wasian-rintek Tl. Wa-
sian-sela Tl. In de bergstreken der Minabasa niet zeldzaam.
Een woudreus van 50—55 M. hoogte. Bladeren, bloemen en vruchten
ge ijken op de gewone gele tjempaka (Michelia Champaca). Het bout
gelijkt op dat van de op Jav a zoo hooggeroemde Michelia velutina
en moet dit nog in deugdzaambeid overtreffen. Het behoort tot dekost-
baarste en meest gezochte van alle timmerhoutsoorten van de Minahasa,
on IS in kolossale afmetingen te krijgen. Het is gemakkelijk te bewerken
en zeer duurzaam. K . S.g. 0.43; 0.44; 0.49.
10. M. Champaca Linn. — Tjempaka-koening Mal. Tjempaka-
koneng S. Kantü J. Petjari J. Tjampaka Tt. Sampaka Tt.
Tl. Tb. Madang-tjempaka. M. Wild in Nepal, Bengalen,
Assam en Burma. Gekweekt op Java Z. I. II, de meeste
eilanden van den Mal. archipel en V.-Indië.
Hg. 20 M. Valt in bet oog door de sterk welriekende, oranjegele
bloemen, die meest bet geheele ja a r aan den boom zitten. Ook de houtige
aan druivenirossen herinnerende, vruchten zijn eigenaardicY. Deze altijd?
groene boom levert een hout, dat op Java zelden wordt gebezigd, aan-
de bloemen kostbaar zjjn, maar dat vele deugdzame eigenschappen
moet bezitten en o .a. geschikt zou zijn voor geweerkolven. In Br. Indië
IS tiet bekend als zeer duurzaam en wordt voor meubels, huisbouw,
') Een aantal soorten is in het Koloniaal Museum vertegenwoordigd
door groote planken, die längs de muren zijn ten toon gesteld. Op ander-
halye meter hoogte wordt daarop in eene rechthoekige omlijsting het herbarium
der boomen gesneden, zoodat men op do plank een beeid ziet van
fauwpftîl • ’ u T i “ waarvan zulk een plank
aanwezig is, wordt dit aangeduid door bovenstaande afkorting. Bij de meeste
■wordt tevens de bevindmg der houtsnijders over het bout vermeld.
geweermakerij, enz., hooggesohat. Het bout is daar nogal zacht, weinig
aan soheuren onderhevig, en goed te poljjsten. De bloemen worden algemeen
gezocht om den aangenamen geur. Soms maakt men er welriekende
haarolie van. Voor expert zou deze waarschijnlijk van beteekenis
bljjken. Verschillende deelen van dezen boom worden als ini. medicjjn
gebruikt. Cultuur sterk aan te bevelen om de bloemen en waarschijnlijk
tevens om het bout. Voor wegenbeplanting vrjj bruikbaar. K . en V.
Hout grjjsaohtig, aan alle kanten best te bewerken. Sculpt. S.g. 0.45—
0.67. P. 564—642. O. S.g . 0.62; 0.66; 0.68.
n .M . Champaca L. v. pnbinervia. (2 M. velutina Bl.) — Tjam-
paka-imrna. Plantentuin.
12. M. montana Bl. — Kempheung-tjempaka Mad. Kempheimg-
marsiki Mad. Kempheung-moendoeng Mad. Kempheung Mad.
Kadjoe-kempheung Mad. Tjempaka-djai J. Resiki J. Kadjeng-
sekar J. Tjempaka J. Mangli J. Java Z. I. II, Sumatra,
Malaka, V.-Indië.
Hg. 30 M. Stam recht, rolrond, zonder knoesten, met zeer kleine wortellijsten,
vrij hoog vertakt. Sehers bros, grjjs, met nogal fijne overlangsche
barsten, sterk aromatischen reuk, en intens bitteren smaak. De
bloemen zijn fraai wit; de fijn gewreven, pas geopende bloemen en
bloeraknoppen rieken naar djai J. (gember). Een altjjdgroene, verstrooid
groeiende, nogal algemeene boom, die uitsluitend in altjjdgroen oerwoud
op vruchtbaren grond voorkomt. Van het bout is het spint vuilwit, smal,
en riekend n a ar versehen Zingiber-wortelstok (gember) ; het kernhout is
donkergeelbruin of zwartbruin, veel minder sterk riekend, en zeer breed.
Het wordt bijna evenzeer geroemd als dat van M. velutina. In
Besoeki is het in groote afmetingen en vrjj groote hoeveelheden te
krijgen, en wordt daar hooggesohat voor bruggen- en huisbouw, en
meubels. Oultuur sterk aan te bevelen, om het uitmuntende, djati even-
aronde bouwhout, op vochtigen, vruchtbaren grond boven 400 M. zeehoogte
in M.- en O.-Java. Voor reboisatie m. h. o. op irrigatie, mits met
andere soorten vermengd, zeer geschikt. K. en V.
Hout geel, los van nerf, gemakkelijk te bewerken. Sculpt.
Houtkenmerken. Michelia velutina B l.: Hout negai zacht met wit
spint, en zeer breed, bleek oitroengeel kernhout, dat door breede, zeer
lichtbruine banden fraai gevlamd is. Fijndradig met zwakken zjjdeglans
en eigenaardigen, aangenamen reuk. Jaarringen geteekend door een
witte Ijjn. Poriën klein, meest in radiale lijntjes. Mergstralen nogal
smal. K . en V.
13. M. velutina Bl. — Manglit S. Baros S. Kadjeng-sekar
J. Kempheung Mad. Kadjoe-kempheung Mad. ? Djalatrang.
Java Z. I.
Woudreus. Hg. 50 M. Stam zuilvormig, zuiver rolrond, meest zonder
knoesten, zonder gleuven of wortelljjsten, hoog vertakt. Sehers vrij
hard, aschgrjjs, nogal glad, met vele fijne, overlangsche barsten, intens