
?
. r iv
Si ■
:!l
ri ■
■é
verkocht voor f 15000. Deze prijzen zijn echter in de laatste
jaren zeer gedaald sedert de ontdekking der kolossale mijnen
in Zuid-Afrika.
H E T S L I J P E N D E R D I A M A N T E N .
De uitvinding van het slijpen wordt gewoonlijk toegeschreven
aan Lodewijk van Berquen uit Brugge in Viaanderen,
die haar in 1456 zou hebben uitgevonden. Dit schijnt echter
niet juist te zijn, daar reeds bij de Grieken en Romeinen de
kunst om de natuurlijke vlakken der diamanten te polijsten,
niet onbekend is geweest. Men treft nog heden ten dage
diamanten aan, wier natuurlijke vlakken gepolijst zijn en die
spitssteenen genoemd worden, met welke soort van diamanten
de keizerlijke mantel van Karel de Groote was versierd.
Schwaner vermeldt ook in zijn werk over Borneo, dat reeds
voor 1456 de kunst van het slijpen te Banjermasin bekend
w'as. Hoe dit ook zij, zoo schijnt de genoemde van Berquen
het in de kunst van slijpen en van het vermeerderen van
het aantal facetten ver te hebben gebracht, want twee bekende
en nog bestaande diamanten, namelijk de Sancy en
de Florentijner of de Toskaner, zijn door hem voor rekening
van Karel den Stouten geslepen ; de eerste werd in het begin
dezer eeuw voor 560,000 roebels aan den Keizer van Rusland
verkocht, de laatste, door Karel de Stoute in den slag van
Granson in 1476 verloren, wordt getaxeerd op een waarde
van 700,000 Thaler en behoort aan den Keizer van Oostenrijk.
De leerlingen van van Berquen vestigden zich te Parijs, te
Antwerpen en te Amsterdam, doch alleen in de laatste stad
bleef de diamantslijperij gedurende langen tijd in bloei. Tw'ee
voorname en zeer bekende diamanten, namelijk »de Ster van
het Zuiden,” die aan Brazilië behoort en de Kohinoor of »de
berg des Lichts,” behoorende aan de Koningin van Engeland„
werden te Amsterdam geslepen, de laatste in 1852 in de
fabriek van den Heer Coster. De laatstgenoemde, wier geschiedenis
zich in den n e v e l der Indische sagen verliest, weegt 106 karaat
en zou een waarde van 800,000 Thaler vertegenwoordigen.
De grootste diamantslijperij te Amsterdam is die van de
Gebr. Boas, waar plaats is voor 500 molens en welke door
hare ruimte en doelmatige inrichting, met de vele voorbe-
hoedmiddelen tegen ongelukken, dikwijls als een modelfabriek
wordt geprezen, Deze firma was het ook, die op de Internationale
tentoonstelling te Parijs zooveel bijdroeg om de eer
van ons vaderland op het gebied der diamantslijperij op te
houden ; op het buitenterrein had zij een prächtig gebouwtje
doen verrijzen, waarin de bewerking der diamanten, het
klieven, slijpen enz. dagelijks door ieder kon worden be-
zichtigd.
Zooals bekend is zijn de vormen, waarin de diamanten
geslepen worden, de b rillan t en de rozet of het roosje. De
L illanten staan bij gelijk gewicht het hoogste in waarde.
Het süjpmiddel is diamantstof, een zeer fijn poeder, dat verkregen
wordt door slechte gebrekkige diamanten, of wel
splinters, welke bij het bewerken afvallen, in mortieren van
gehard staal te stampen en fijn te wrijven.
ln de nabijheid van Martapoera op Borneo worden ook
diamanten geslepen op dezelfde wijze als dit in Europa geschiedt;
zij slijpen echter niet tot brillanten en rozetten,
maar geven andere vormen.
Toen de Kaapsche diamanten werden ontdekt, veroorzaakte
dit eene geheele omwenteling in de diamant-nijverheid. De
buitengewoon ruime aanvoer en de bijzonder groote diamanten,
tot destijds zeer zeldzaam, welke de mijnen aan de Kaap
opleverden, deed een ongekenden en uitgebreiden handel en
bewerking ontstaan, zoodat het in 1870 bestaande aantal
werklieden geheel onvoldoende was, om aan de buitengewoon
groote aanvraag naar geslepen diamanten te voldoen. Het
getal kooplieden en fabrikanten te Amsterdam was tot dien
^ -r.L