
verschillenden vorm (als zaad, meel, olie of uitgeperste koek) een
dagelijksch voedsei. De sesam komt voor in vele variëteiten, als eon
kruid van 3—15 dM. hoogte, rijp werdend lilev in 3, daar in 8—10
maanden. Sesamum indioum DC. is de srort, die I et meest wordt aangetroffen:
op Jav a is Widjen (d.i. Sesamum radiatum) in 3 maanden
rijp en kan dus als tweede gewas dienen. De vrucht, 2—2 'k cM. lang,
Vs cM. dik, bevat ongeveer 60 zaden. Deze zijn langwerpig, plat + 3—5 mM.
lang en 3—4 inGr. zwaar. De dunne, veel oxaalzure kalk hoiidende
schil is wit, geel, bruin of zwart. Het zaad bevat in den regel 45—56 %
olie, maar sommige soorton zijii olie-armer, tot sleohts 25%. 1 HL. zaad
weegt 62—64 ICG. Het zaad wordt in den regel drie maal geperst, de
eerste maal altijd koud, de tweede toms, de derde meestal warm. Do
perskoek is een uitstekend veevoeder.
De sesam-olie, op Java Wid/en-olie, in Suriname Ahonjera of Wan-
gaia-olie, op Curaçao JojonUne-olie, in Eiig.-Jndië Til- of Gingeilij oil
genoemd, beboort tot de zeer weinig drogende oliën. Koud geperst rekent
men ze tot de fijnste spijsolie, de kleur is dan lichtgeel, de smaak zeer
zwak, maar eigonaardig, reuk ontbreekt. Warm geperst is de kleur veel
donkerder, tot bruin, do smaak eenigszins soberp. De lioht gekleurde
zaden geven betere olie dan de zwarte. Enkele variëteiten geven een
olie, die roodgekleurd is door een opgeloste barsachtige stof.
De vetzuren dezer olie zijii: linolzuur en oliezuur (samen + 75%),
palmitine- en stearinezuur (samen + 25 %). Tot de onverzeepbare bestanddeelen
beboort o. a. een kleine hoeveelheid eener dikke, olieaohtige,
reukelooze vloeistof, die de oorzaak is der kleuring bij de reaclie van
Baudouin. Sesamolie dient als spijsolie, bij de kunstboterfabrlkatie (in
Duitsehland en België is toevoeging van 10 % resp. 5 % sesamolie in
de kunstboter wettelijk verplicbt) en voor do zeepziederij.
Europa ontvangt de grootste hoeveelheid sesamzaad uit Engelsoli-
Indië 1), Klein-Azië, Palestina, Sansibar, Mozambique, Senegambië en
het Nigergebied. Men onderscheidt de soorten naar de havens van uitvoer:
Karatschi (Curraohee), Bombay, Smyrna, Jaffa enz. Het best
aangesohreven staan het zaad uit Jaffa en Karatschi. Java-zaad, voor
zoover het in Europa is verwerkt, beboort wat hoeveelheid en hoedanigheid
der olie botieft tot de iiiinste. West-Indië (Suriname en Curaçao)
leveren zaad, dat in beide opziohten uitstekend is.
Verreweg de grootste hoeveelheid sesamzaad komt in Europa over
Marseille.
Soortelljk gewicbt bij 15“ 0.920—0.926, Vriespunt —4" à —6", Verzeepingsgetal
188—193, Joodgetal 104—114, in Zeiss’ refraotometer
67—69 bij 25“, Smeltpunt der vetzuren 23“—30“, Vriespunt der vetzuren
20“—25".
In het museum: Zaden, oliën, uit 0 .- en W.-Ind.; tevens vergelijkings-
oollectie uit andere landen.
Fain. Polygalaceae.
Polygala butyracea Heckel.
^ Gewas uit het Niger^ebicd in Afrika, 2—2V2 M. hoog. De zaden zijn
cilindervormig, aan beide zijdeii afgerond, aan het eene uiteinde voorzien
van een klein wit pluimpje, 5 mM. lang, 2—3 mM. dik, donker-
') De uitvoer uit Eng.-lndie bedroeg in 1903 3732685 cwt. (189 millioen KG.).
bruin, glanzend. De sobil maakt 31% uit van bet zaadgewioht. De
zaadkern_ bevat 54 % van een boteraebtig vet, in Afrika Malonlcang of
Anhalalci genoemd. Het heeft een geelachtige kleur en een aangenamen
zachten smaak. Het vet, dat bij 28» week is en bij 35“ begint te smelten,
bestaat uit + 30% trioleine en + 70% vast vet, dat gezegd wordt
te bestaan uit dipalmitine, tripalmitine en trimyristine, naast geringe
hoeveelheden vluchtige vetzuren. Zaad en vet wordt in Afrika gegeten.
De perskoek zou eon bruikbaar veevoeder zijn ; een onderzocht monster
was aldus samengesteld : water 9.5%; vet 10.2%; eiwitachtige stoffen
40,2 % ; koolhydraten 15.4 % ; ruwe celstof 20.3 % en minerale stof 4.4 %.
Met het oog op de mogelijkheid, deze plant op groote schaal geregeld
te kweeken en het vet in de kunstboterfabrieken te gebruiken, heeft
men in 1889 in ’s Lands plantentuin te Buitenzorg daarmede welgeslaagde
proeven genomen. Een cultuur ervan is evenwel nog niet tot stand
gekomen.
In het museum: Zaad, vet.
Fam. Pyrenomycetes.
Clayiceps purpurea Till.
Het moederkoorn of Secale cornutum, zijnde het s'clerotium dezer
zwam, bevat + 20 % olie. Onder do vetzuren dezer olie worden palmi-
tinezuiir en oliezuur gevonden en een niet nader onderzocht oxyzuur.
Soortelljk gowicht bij 15" 0.9254, Verzeepingsgetal 178,4, Joodgetal
71.08, Smeltpunt der vetzuren 39.5“—42“.
Fam. Ranunculaceae,
Delphinium elatum L.
Het zaad van deze ridderspoor bevat + 36 % bittersmakende olie,
onder welks vetzuren wèl oliezuur en linolzuur, maar geen linoleenzuur
gevonden wordt.
Soortelljk gewioht bij 20“ 0.921, Joodgetal der vetzuren 108.2, Verzeepingsgetal
der vetzuren 191.8, in Zeiss’ refraotometer 70—72.
Nigella saliva L.
De „zwarte karw'ei” wordt hier en daar in Indie gekweekt. De zaden
bevatten behalve ren vluchtige, ook een vette olie. Deze olie is slechts
éénmaal onderzocht en beschreven als een roodbruine olie met eigenaardigen,
Sterken geur, die bij gewone temperatuur vaste vetten afzet.
In Eng.-Indië wordt zij wel als spijsolie en als geneesmiddel gebruikt.
Soortelijk gewioht bij 15“ 0.925, Verzeepingsgetal 196.4, Joodgetal
116.2, in Zeiss’ refraotometer 58.5 bij 40“.
In het museum: Zaad.
Pam. Resedaceae.
Reseda luteola L.
Deze reukelooze reseda, de wouw, werd vroeger in Europa gekweekt
wegens de, in alle deelen der plant voorkomende, gele kleurstof. De
zaden bevatten 30 % eener door chlorophyl donker groen gekleurde
olie, die bitter smaakt, onaangenaam riekt en snel droogt.
Soortelijk gewicht bij 15“ 0.9058, Vriespunt —30“.
E B B