
ri-BT
695. M. Tanarins Miiell. Arg. (Mappa Taiiarins Bl.). — Toetoep
699
J. Toetoep-antjoer J. Totop Mad. Mara S. Sapijek-oedan
Sumatra, Java.
Vrjj fljn, tamelijk hard hout; wol geschikt voor timmerhout. v. H.
Bladen liartvormig, met weinig ingesneden bladrand. Kd.
696.
697.
M. sp. (Pachysteiiioii villosus Miq.). — Banka. S. g. 0.47.
Houtkenmerken. Mallotus: Poriën klein, in radiale lijntjes. Mergstralen
smal, éénvormig, dicht opeen gelegen. Bij sommige soorton
talrijke, onduideljjke dwarsstreepjes. (?.
Mallotns Blnineanns Muell. Arg. (Plagianthera oppositifolia
Reichl). et Zoll.). - Tjalik-angin S. Ki-tagoen, ? Sigeung
S. Komhos-in-taloen Tl. Loengkow-in-taloen Tl. Panang Pk.
Pasek Rt. Mahampirara Rt. Java, Celebes.
De soort Tjalik-angin S. van dit geslacht heeft onbruikbaar hout.
K. PI. W.
Kleine boom. Het hout is sterk, wordt echter door de witte mieren
gezocht; men zaagt er planken voor kano’s van, welke, zoolang zij
in water blijven, zieh goed houden. Voor buffelbellen is het geschikt,
daar men het geluid daarvan ver kan liooren. Ook worden er inlandsche
windwijzers van gemaakt. De hast wordt tot het besohieten van
huizen en rijstmagazijnen gebruikt. v. E. S. g. 0.40.
698. M. diadeiius Muell. Arg. (Melauolepis diadeiia Miq.). —
Njelanding, Lahoe-laboe Sum. W. K. Banka.
Lage boom. Tiramerhout. C. S. g. 0.37.
M. gl.aberrimus Muell. Arg. (Rottlera glaberrima Hssk.).
— Java. Lage heester. S. g. 0.60; 0.75.
M. nioluccauus Muell.Arg. (Melauolepis multigliindulosa
Beiclil). et Zoll.) - Tapen J. Mad. ? Hentjah J. Weweng-
kalen Tt. Momonoek Pk. Älom Rt. Java, Celebes, Philippijnen.
De soort Tapèn J. Mad. heeft onbruikbaar hout. K . PI. W. S. g. 0.57.
Manihot Glaziovii Muell.Arg. Levert de C ea r a -ru b h e r .
Vaderland Zuid-Amerika.
Nauw verwant aan de M. utilissima L. (Katela-pohon). Door het
boschwezen zijn proeven met aanplant op Jav a genomen, doch weder
gestaakt wegens de ongunstige uitkomsten. Zie Verslag van den dienst
V . h. Boschwezen in Ned.-Indië, 1902 en Dr. P. van Hamburgh, Caoutchouc
en Getah-pertja in Ned.-Indië.
Pliyllauthus arborescens Muell. Arg. — Java.
703. P. distichus Muell. Arg. (Cicca disticha L.). — Tjerme J.
S. Mai. Op Java en in Br.-Indie als vruehtboom gekweekt.
700.
701.
702.
Hout onbruikbaar. K . PI. W.
Een loofverliezende boom met lichtbruin, matig hard hout, en eetbare
vruchten. Bast grijs, glad. Q. "Wortel giftig geacht. S.g . 0.69.
Houtkenmerken. Phyllanthus Emblica L .: Hout rood, hard, dicht
van bouw, onderhevig aan splijten en trekken. Geen kernhout, ja a r ringen
onduidelijk. Poriën klein en matig groot, regelmatig verspreid,
vaak als door overlangsche schotten verdeeld of in korte radiale
lijntjes. Mergstralen matig breed en breed, de afstand tusschen de
mergstralen meest grooter dan de doorsnede der poriën. Op radiale
doorsnede duidelijke glans der mergstralen. Q.
704. P. Emblica L. (Emblica offlcinalis Gaertu.). — Kemlaka
J. Melaka J. Mlakah Mad. Java, Sumatra, V.- en A.-Indië,
Ceylon.
Hout onbruikbaar. K . PI. W.
Plat-kogelvormige, samentrekkend en zuur smakende vruchten,
welke in vorm, grootte en kleur zeer gelijken op de vruchten van
den algemeen gekweekten Tjerme-hoom (N“. 703). Bladen schijnbaar
fijngevind, inderdaad zeer klein en enkelvoudig. Kd.
De Kemlaka-hoom is een der meest heersohende boomkarakters in
de alang-alang-wildernissen van Jav a en Sumatra. Hij groeit niet
nabij de kust, maar meer in het binnenland, van de lage vlakten
tot de 500 M. hooge bergvlakten, in sommige door hooge bergen beschütte
vlakten tot op 1000 M., zooals bij Bandong; dooh overal slechts
als gczel van het alang-alang-gras. (Ook in ijlgroeiende djatibosschen
ziet men hem veelvuldig met dit gras optreden.) De boompjes worden
niet hooger dan 5-—7 M.; zij hebben een knoestigen, ongelijk gebogen
stam, maar het loof is zoo fijn en teer, dat men meent door een fijn
geweven gaas te zien, als men, onder deze boompjes wandelend, naar
den blauwen hemel en de witte wolken ziet. De boompjes groeien in
tusschenruimte van 3—10 M. op de grasvlakte verspreid, doch in zoo
groot aantal en zoo regelmatig, dat men meent in een grooten boom-
gaard of in een aangelegd park te zijn. Junghuhn.
Het hout is bruin en zwart gestreept, hard en fljn van draad, dooh
scheurt lioht, eu heeft daardoor weinig waarde. Voor houtskool is het
uitstekend geschikt. De vruchten {boewa-melaka) zijn zuur en niet
lekker. Zij waren de Myrobalani Emblici der pharmacie. De schil
der vrucht wordt fijn gesneden en gekookt; het water wordt daarvan
donkerblauw en als verfstof voor kleedjes gebezigd. v. E .
Sohors licht grijs, afschilferend in kleine, onregelmatige stukjes.
Het hout wordt gebruikt voor landbouwwerktuigen, huisbouw en
meubels. S.g. 0.72—0.93. P. 514—617. O. S.g. 0.78.
705. P. glaucinus Muell. k vg . (? Anisonema glaucinum Miq.).
— Matamata-poenai Sumatra.
Een vrij harde en fljne houtsoort, wel geschikt voor timmerhout.
De bladen gebruikt men als smeersel hij koorts. v. H.
706. P. mollis Muell. Arg. - Java.
wwm